FOK!film op het IFFR: The Perks of Being at a Film Festival
Het vertoeven op een filmfestival is totaal niet te vergelijken met het brengen van een regulier bezoek aan een willekeurige bioscoop. Een filmfestival heeft iets speciaals, omdat het zich richt op andere zaken dan de gemiddelde Pathé bij jou om de hoek: niet het scoren aan de box office centraal, maar de film en de makers ervan. En dat brengt enkele voordelen met zich mee.
1. Pareltjes
Allereerst biedt een filmfestival de mogelijkheid pareltjes te ontdekken die je anders waarschijnlijk nooit zou zijn tegengekomen. Het IFFR heeft daarvoor onder andere verschillende competities opgericht. Zo zijn er de Hivos Tiger Awars om aanstormend talent de kans te geven te schitteren, Bright Future richt zich op nieuwkomers en Spectrum zet films van over de hele wereld in het zonnetje.
36
Als je dus wat tijd over hebt, kun je eens proberen buiten je eigen kaders te stappen en een te gaan film kijken waar je geen verwachtingen bij hebt. Dit kan twee kanten op werken: of je wordt positief verrast, of het valt tegen. Dit laatste was bijvoorbeeld het geval bij Big Boy, maar bij een film als 36 werkt het volledig de goede kant op. Een kleine, intieme film die scoort met zijn oprechtheid en eenvoud.
Het doel van het festival is deze films onder de aandacht te brengen en ze de exposure te geven die de films verdienen. Het kost je misschien even wat tijd om een dergelijk pareltje te vinden en met wat pech loop je een enkele keer tegen een vervelende lamp op, maar dat geeft de pareltjes alleen maar extra glans.
2. Interactie
Normaal gesproken zie je ze nauwelijks, laat staan dat je ze in het voorbij gaan zou herkennen: de regisseurs. Doorgaans zijn dit toch de personen die het belangrijkst zijn bij het maken van een film, maar ze krijgen meestal niet dezelfde aandacht als die van acteurs. Dat willen ze zelf vaak ook niet, want regisseurs willen nog wel eens ‘aparte’ types zijn. Op het IFFR krijg je echter de kans op interactie met regisseurs: de zogenaamde Q&A’s en Big Talks zijn zeer populair.
Zelf trekken ze graag tijd uit om de filmliefhebbers te woord te staan en hun films, en zichzelf in mindere mate, te promoten op een festival. Het geeft je vernieuwende inzichten in de film, hoe deze tot stand is gekomen en het kan eventueel bijdragen aan de hele beleving ervan: fans kunnen hier geboren worden. Belangrijker is echter dat deze wisselwerking met regisseurs je bezoek aan het festival iets extra’s geeft, iets waarover je een paar jaar later wellicht nog praat.
Blancanieves
Leuk is ook om het verschil in persoonlijkheid van de regisseurs te zien. Dit jaar stond Pablo Berger na zijn stille zwart-witfilm Blancanieves (zijn Spaanse adaptatie van Sneeuwwitje) het publiek te woord. Op de vraag waarom hij maar zes in plaats van zeven dwergen in de film had gebruikt reageerde hij snel: “Dat is mijn manier om ‘fuck you’ te zeggen.” Met zulke opmerkingen kreeg hij het publiek, dat al erg positief was over de film, nog meer op zijn hand.
De uitgesproken en van enthousiasme blakende regisseur kon niet in schriller contrast staan met Aleksey Balabanov, regisseur van Ya Tozhe Khochu (Me Too): hij stond haast mensenschuw en onzeker op het podium en kwam nauwelijks uit zijn woorden. Taalbarrière of niet, het geeft haarfijn aan dat regisseurs ook maar mensen zijn, iets wat je vanachter je tv-scherm niet zo snel meekrijgt.
Deze interactie zorgt ervoor dat de festivalbezoeker betrokken raakt bij het evenement. De reacties na afloop van de films zijn tekenend voor deze betrokkenheid. The Master had bijvoorbeeld even bezinking nodig, maar even later volgde dan toch nog een applaus. Na Blancanieves volgde weer een overtuigend applaus en na het ongemakkelijke Ya Tozhe Khochu volgde een laf, haast verplicht applausje: de regisseur was immers aanwezig en dan staat niet applaudisseren ook weer raar.
Deze beleving wordt na afloop omgezet in een waardering van 1 tot 5 sterren. Deze scores worden opgeteld en tegen elkaar afgezet en uiteindelijk volgt hier de publieksprijs uit, want de het bezoekende publiek wordt zeker niet vergeten door de festivalorganisatie.
3. Nederland
Zonder heel patriottistisch te zijn is het IFFR natuurlijk ook een uithangbordje voor Nederland, als een van de grootste culturele evenementen van het jaar. Mensen van over de hele wereld komen in dit gure weer speciaal naar ons kleine kikkerlandje toe om films te kijken en beoordelen. Zelfs regisseurs als Bernardo Bertolucci (Il Conformista, Empire of the Sun en dit jaar Io e Te) komen het festival bezoeken, net als journalisten uit Thailand en Argentinië.
De Ontmaagding van Eva van End
Natuurlijk is dit is ook de uitgelezen plek voor Nederlandse films om wat extra aandacht te genereren. Het aanbod is zowel kwalitatief als kwantitatief niet ieder jaar hetzelfde, maar dit jaar scoren we zeer behoorlijk met tien deelnemende films. Deze zijn ook nog eens overwegend van goede kwaliteit: festivalopeningsfilm De Wederopstanding van een Klootzak, De Ontmaagding van Eva van End en Silent Ones zijn stuk voor stuk uitstekende Nederlandse producties. Daar mogen we best trots op zijn met zijn allen.
En tot slot mag de plaats waar het festival gehouden wordt natuurlijk niet vergeten worden: Rotterdam. Architectonisch een van de mooiste steden van Nederland, met de Erasmusbrug, de Kubuswoningen en de Euromast als grootste peilers. Maar de stad heeft meer te bieden, zoals een goed uitgaansleven en een ruim aanbod aan verschillende bioscopen en theaters, en juist dat maakt Rotterdam tot een uiterst geschikte en vooral gezellige filmfestivalstad.