Indianapolis 500: forse crash Van Kalmthout, oud-F1-coureur Ericsson wint

Op de Indianapolis Motor Speedway is 's werelds grootste eendaagste sportevenement zondagavond weer gehouden: de 106e editie van de Indianapolis 500 kende spannende momenten en een heerlijk einde voor de honderdduizenden aanwezige fans - de eerste keer volle bak na de pandemie.

Scott Dixon vertrok van poleposition, met Alex Palou en Rinus van Kalmthout naast hem op de eerste rij. Ed Carpenter, Marcus Ericsson en Tony Kanaan vertrokken vanaf de tweede rij, voor Pato O'Ward, Felix Rosenqvist en Romain Grosjean.

In het eerste stuk van de race wisselden Dixon en Palou van positie, terwijl Van Kalmthout keurig bij de voorste twee bleef, met Ericsson, Carpenter en Kanaan achter zich. De eerste pitstopronde verliep rustig, maar kort daarna ging het fout: Van Kalmthout ramde zijn auto vanaf plek twee kneiterhard de muur in. De jonge Nederlander was gelukkig in orde, maar zijn race was klaar.

Net op het moment dat pitstopronde twee los was gebarsten ging het weer fout: rookie Callum Ilott, een van de coureurs in het achterveld, ging met een doffe kleun de muur in. Hij was in orde, maar ook voor Palou was het niet lekker: Dixon had net zijn stop gemaakt, Palou kwam de pitstraat inrijden terwijl die pitstraat op slot ging, dus hij moest door de straat rijden zonder zijn stop te maken.

Bij de herstart had Dixon de leiding, voor lokale held Conor Daly en Ericsson - Palou was door zijn ongelukkig getimede stop teruggevallen naar het achterveld. Kort na de helft van de race klapte de volgende auto de muur in: Grosjean's debuut eindigde met een klapper, er volgde gelijk weer een pitstopronde - een enkeling, zoals Daly, was al net binnen geweest.

Met Daly, Dixon, O'Ward en Santino Ferrucci voorop kon het groen weer gezwaaid worden voor ruim 85 ronden. Na 140 ronden had Dixon een nieuw record te pakken: hij ging in zijn loopbaan 645 ronden aan de leiding en pakte het record van Al Unser Sr over, alvorens hij de voorlaatste pitstopronde opende.

De McLaren's hadden het prima voor elkaar: O'Ward nam de leiding over met een iets latere stop, voor Dixon, teamgenoot Rosenqvist en Daly en met de laatste vijftig ronden in aantocht. Dat gebeurde onder geel, want Scott McLaughlin - de vanuit de Australische Supercars overgestapte Nieuw-Zeelander - ramde zijn auto de muur in.

Na de onderbreking konden we met 42 ronden te gaan weer door, dik tien ronden later opende Rosenqvist het laatste pitstopbal vanaf de derde plek. Dixon en Daly kwamen een paar ronden later binnen in een poging de nu gesplitte McLaren's te pareren: O'Ward bleef langer buiten, Dixon kwam achter Rosenqvist de baan weer op...tot hij een ronde later een drivethroughpenalty moest incasseren wegens te hard rijden, einde verhaal voor de veteraan.

O'Ward kwam achter teamgenoot en virtueel leider Rosenqvist de baan weer op, voor Ericsson, Rossi en Daly. Ericsson had ineens een fenomenaal tempo te pakken en in een paar ronden tijd ging hij overtuigend langs beide McLaren's, wetende dat hij genoeg brandstof had om tot en met de laatste ronde volle bak te stampen.

Ericsson stevende zeer overtuigend af op de overwinning...tot NASCAR-legende en Indy 500-debutant Jimmie Johnson zijn auto in de muur prakte. Hij was in orde, maar de caution was een feit en dus kon Ericsson's voorsprong ook weer doorgestreept worden. Niemand had zin in finishen onder geel, dus werd de rode vlag gezwaaid: de boel kon opgeruimd worden, zodat er nog geracet kon gaan worden.

Met nog twee volle ronden te gaan werd het groen gezwaaid voor een potentieel bijzonder chaotische finale, met Ericsson, O'Ward, Kanaan, Rosenqvist en Rossi voorop. Bij het ingaan van de slotronde deed O'Ward een ultieme poging, maar Ericsson liet 'm staan en pakte een dikverdiende overwinning - alsnog onder geel overigens, want in het middenveld ging Sage Karam in de laatste ronde nog de muur in.