Celstraf en behandeling geëist tegen 'treinaanrander'
Het onderzoek in het Pieter Baan Centrum mag dan weinig inzicht hebben gegeven in de motieven van een 23-jarige man uit Utrecht, die verdacht wordt van vier aanrandingen in februari 2018, de feiten vindt de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Ze eiste vandaag een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en daarbij een aantal bijzondere voorwaarden waaronder een ambulante behandeling.
De aanrandingen vonden allemaal plaats in en rond het openbaar vervoer. Eén slachtoffer achtervolgde hij vanaf een bushalte, een ander benaderde hij op Utrecht CS en achtervolgde haar door dezelfde bus te nemen. Een derde vrouw, die in Hoog Catharijne een winkel in was gegaan om hem te ontlopen, bleef hij voor de winkel opwachten. Het vierde slachtoffer randde hij aan in de trein tussen Emmen en Coevorden en volgde haar toen ze de trein had verlaten. De officier vond deze feiten bewezen op basis van de aangiften, de beschikbare beelden en gezien de onderlinge samenhang.
“Wat deze vrouwen hebben meegemaakt, is denigrerend en angstaanjagend. Dat de verdachte zijn slachtoffers is blijven achtervolgen, maakt deze zaak veel ernstiger. De vrouwen voelden zich opgejaagd en bij hen is de angst ontstaan dat hij nog ergere dingen zou gaan doen.” Ook noemde ze de hoeveelheid feiten en de jonge leeftijd van de slachtoffers – van 14 tot 19 jaar – als strafverzwarende omstandigheden. Een relatief korte straf of een taakstraf doet daarom geen recht aan de ernst van de feiten. Wat er precies met de verdachte aan de hand is, is niet duidelijk geworden. Wel zijn er aanwijzingen dat alcohol- en drugsgebruik een rol hebben gespeeld.
Daarom eiste de officier niet alleen een forse gevangenisstraf van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en een lange proeftijd van drie jaar. Ook vroeg ze de rechtbank een groot aantal voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid voor klinische opname, een drugsverbod, een alcoholverbod en de verplichting mee te werken aan middelencontrole. Aanvullend vroeg de officier om een contactverbod met de drie slachtoffers die net als de verdachte in Utrecht wonen, en toewijzing van de vorderingen van de vier slachtoffers.