DNA-test spoort Down-syndroom op

In Australië hebben onderzoekers een DNA-test ontwikkeld die het Down-syndroom (Mongooltjes) al in het embryo kan opsporen bij een in vitro-fertilisatie. Dat gebeurt nog voor het embryo na een reageerbuisbevruchting in de baarmoeder wordt geplaatst. Vrouwen kunnen dan afzien van inplanting.

Nu kan het Downsyndroom alleen tijdens de zwangerschap worden opgespoord en pas als de foetus 16 weken oud is. Dat gebeurt via een bloed- of een vlokkentest of via een vruchtwaterpunctie.

Het Downsyndroom komt voor bij circa een op de 700 baby's. Een kind met het syndroom van Down heeft onder meer minder geestelijke vermogens.