Ja, daar lig je dan
Ja, daar lig je dan, op de bank, gewoon te relaxen een beetje FOK!ken, de tv aan... En daar is dan opeens die stem. Hé die ken ik, denk ik, en ik kijk op. Het is Charles Groenhuijsen. Charles gaat een programma presenteren dat een wakkere hersenoperatie voor het eerst gaat laten zien op televisie. Een wakkere hersenoperatie, denk ik, ja godgloeiende tering, die heb ik volgende week zelf.
Ja, daar lig je dan. Ambulancepersoneel om je heen. “Doet u maar rustig meneer, u heeft een aanval gehad. We gaan even naar het ziekenhuis voor controle.” De dokter komt binnen. “Nou het is wat hè? Waarschijnlijk epilepsie, maar dat weten we pas zeker na een tweede keer.” Mijn vriendin en ik gaan gedesillusioneerd naar huis. De huisarts rept over bloedarmoede en geeft me wat staalpillen mee. De volgende dag heb ik weer een aanval en de dag daarop weer. Het is dus epilepsie.
Ja, daar lig je dan. Er is een biopt gedaan. Ik heb nu een gaatje in mijn hoofd. Ik word een lift uitgereden. Daar staan ze allemaal, alle mensen van wie ik hou. Ik ben nog een beetje van de wereld door de narcose. “Hé man.” zegt mijn zwager, “Gaat het een beetje?” "Ja hoor", mompel ik, en dan zegt hij vrijwel direct: “Er zijn twee vliegtuigen het WTC ingevlogen”. WTF? denk ik. “Het WTC? Daar rij ik elke dag langs met de trein...” "Nee, sukkel”, zegt mijn zwager, “het WTC in New York.”
Ik word een eenpersoonskamer binnengereden. Ik zap de hele nacht van Charles Groenhuijsen naar CNN, de BBC en terug naar Charles. Charles, wat een held. Ik zie van minuut tot minuut hoe zijn wallen groter worden en paarser. Ik ben verslaafd. Ik ben me ervan bewust dat de wereld zoals ik hem voor de narcose kende, compleet veranderd is. Ik wil alles zien. Het wordt later en later. Daar lig je dan.
Ja, daar sta je dan. Ik sta met mijn broer in een stampvolle bus. We gaan naar het ziekenhuis voor de uitslag van de biopt. Ik kijk Mick aan. “Wat denk jij?” zeg ik. “Hoe bedoel je?” “Nou, wat denk jij dat het gaat worden?” zeg ik. “Naja, wat denk jij?” zegt hij. Ik zucht; sukkel, denk ik. Ik zeg, "Ik denk dat het niet goed is." “Dat denk ik ook”, zegt mijn broer. Ik zucht weer.
Ja, daar lig je dan. Ik ben net wakker geworden. "Ligt u lekker meneer?” Ja, lig ik eigenlijk wel lekker? Mijn hoofd zit vast in een soort stalen ring en ik lig op mijn zij. Mijn arm ligt op een gewatteerd plankje. Mijn hand trilt. “Doet u dat of is dat de epilepsie?”, vraagt Gina. "Dat is de epilepsie", mompel ik. “De patiënt heeft een epileptische reactie, dokter.” “Nou, dan moeten we daar wegblijven”, hoor ik mijn operateur zeggen. "We zijn zo klaar hoor, meneer...“ Tegenover me zit Gina. Ik moet een beetje lachen. De man die nu in m'n hoofd zit te prutsen moest zelf puberaal giechelen toen hij haar naam voor het eerst in het Engels noemde. “Blijft u stil liggen meneer?“ Ik knik. Oh nee kut, dat gaat ook niet. Gina is neuropsycholoog. Ze doet een paar geheugentestjes met me. Ze houdt ook mijn hand vast tijdens de gehele operatie.
Ja, daar lig je dan. Gewoon lekker in je eigen bed in je eigen huis. Het gaat goed. En ik denk gewoon even lekker aan morgen.