Joris

(…)
“Mam, zeg eens eerlijk, je hebt hem toch niets gegeven, hè?”
(…)
“Verdomme! Ja, natuurlijk had hij geld nodig. Joris heeft altijd geld nodig. Maar zo kunnen we hem niet helpen, mam! Begrijp dat nou eens een keer!”
(…)
“Dat meen je niet! Diezelfde jongens weer? “
(…)
“Mam? Mam? Ach lieve mama, niet huilen.”
(…)
“Nee mam, dat is niet eerlijk, wat je nu zegt. Ik laat hem niet zomaar in de kou staan. Ik heb alles voor ‘m gedaan. Echt álles. Dat weet je toch?”
(…)
“Ik weet het. Hoeveel moesten ze deze keer van hem hebben?”
(…)
“Jezus… Had je zoveel in huis dan?”
(…)
“Ach mam. Je mooie collier! Weet pap het al?”
(…)
“Dat komt omdat papa het begrijpt. Joris manipuleert je, mam. Zoals hij dat met iedereen doet.”
(…)
“Je bent niet de enige die nog van hem houdt! Als je eens wist hoe verschrikkelijk pijn het doet om je eigen kind de deur uit te moeten zetten. Mijn eigen kind, mam! Ik heb hem, dag in dag uit, zien afglijden tot wat hij nu is. Een zombie. Mijn lieve vrolijke jongen is een zombie geworden. En ik, ik kon alleen maar machteloos toekijken. O ja, en geld schuiven natuurlijk. Daar was ik nog goed voor. Dus ga mij nu verdomme niet vertellen wat houden van is!”
(…)
“Ja, ik ben ook nijdig!”
(…)
“Ach, je weet toch zelf ook wel hoe het zit? Hij komt alleen nog maar bij jou, omdat jij de enige bent waar nog wat te halen valt.”
(…)
“Je durft gewoon de waarheid niet aan. Open je ogen, mam. Hoe vaak denk je dat hij nog bij je langskomt, als je hem niets meer geeft? En hoe lief zal hij dan nog voor je zijn?”
(…)
Ik ben niet jaloers, mam. Ik ken ‘m. Deze Joris is niet meer de Joris van toen. En ik weet niet of hij dat ooit nog kan worden.”
(…)
“Ja, ik huil! Ik ben goddomme niet van steen. Ik huil elke dag. Om Joris, om Femke, zelfs om Jan. Om alles wat kapot is.”
(…)
“Dat weet ik, mam. Maar ik wil en kan jouw verdriet er echt niet meer bij hebben. Jij hebt papa. En je vriendinnen. Laat mij maar. Ik red me wel.”
(…)
“O ja? Als je echt zoveel van me houdt, waarom vertrouw je me dan niet?”
(…)
 “Niet waar, dat doe je niet! Dat doe je verdomme nooit! Hoe vaak moet ik het je nog zeggen: Haal je handen af van Joris! Laat hem los! Dan is er misschien nog een kans dat het ooit goed met hem komt.”
(…)
“Mam, alsjeblieft, hou op zeg! Ik geef je helemaal nergens de schuld van. Waarom gaat het toch altijd weer over jou? Jíj bent verdrietig, jíj kan het niet aanzien, jíj kan er niet van slapen, altijd JIJ! Dit is MIJN verdriet, MIJN zoon, MIJN…..“
(- - -)
“Mam? Mam, ach sorry! Weet je..”
(       )
“Mama…”