Boze Buurman
Toen ik nog een klein jochie was, woonde er bij ons in de buurt een man die door iedereen Boze Buurman werd genoemd. Vele jaren geleden was hij in de buurt komen wonen. En niemand wist meer waarom hij Boze Buurman genoemd werd, maar zover iemand kon herinneren werd hij zo genoemd, en wij leerden het weer van onze broers, "dat is Boze Buurman". Ik vraag me wel eens af of hij het zelf wel wist. Hij had geen familie, alleen een verre vriend en wat vage kenissen. Het was een beetje zonderling figuur, met niemand echt contact. Niet dat hij niet wilde, maar ja, hij had nou eenmaal zijn naam tegen.
Hij woonde op een hoek en heel vaak voetbalden we tegen zijn zijmuur aan. Dan rende hij vaak naar buiten en riep dat we ermee op moesten houden, "Want anders....!" Wij liepen dan naar onze ouders toe dat hij weer eens boos tegen ons deed. Terwijl wij toch echt niets gedaan hadden. Onze ouders lieten het maar zo. Op zekere dag schoot iemand de bal in zijn tuin. Voordat iemand ook maar het begin van moed kon verzamelen om de bal terug te vragen, stoof hij naar buiten en stak de bal lek met een groot mes. Daarna spijkerde hij de bal op zijn hek, bij wijze van afschrikking. Wij weer naar onze ouders en die gingen wel met hem praten, maar de bal bleef daar zitten. En naarmate wij ouder werden groeide het aantal lekke ballen op zijn hek.
Op een gegeven moment waren wij zo oud geworden dat we het niet meer pikten. Wat dacht hij wel, ongestraft onze ballen leksteken. Om hem te pesten gooiden we kleine steentjes over het hek tegen zijn ramen aan. Tik. Tik. Tik. Dan rende hij weer naar buiten "Hou daar mee op want anders...".
"Anders wat? Steek je de steentjes lek?" Bulderend van het lachen liepen we door, af en toe nog een steentje naar zijn huis gooiend.
Dagen achter elkaar gooiden we steentjes. En al die steentjes lieten kleine krasjes achter. Als we maar lang genoeg gooiden was het net of hij matglas had. Soms had iemand een te groot steentje of gooide te hard en dan sneuvelde er een raam. Dan renden we zo hard we konden weg en voordat hij naar buiten was gekomen waren we uit het zicht verdwenen. Soms was iemand niet snel genoeg en die kreeg dan een paar flinke oorvijgen. De daarop volgende dagen hielden we ons koest. Maar al vrij snel begon de steentjesregen weer.
Tot op zekere dag hij sneller was dan we voor mogelijk hadden gehouden. Misschien had hij wel in de tuin op de loer gelegen, wie zal het zeggen, maar plotseling stormde hij recht op ons af, met in zijn hand een honkbalknuppel. Eén tel bleven we verstijfd staan en renden toen gillend weg. Niet iedereen was snel genoeg en een van ons kreeg een tik tegen zijn been. Hij viel op de grond, zijn bovenbeen in een merkwaardige hoek gebogen. Boze Buurman rende verder op ons af. Iemand struikelde, rolde over de grond kwam zo goed en kwaad als het ging weer overeind en rende verder, ogenschijnlijk gered, totdat een klap van de knuppel zijn ribbenkast deed kraken en hij als een natte vaatdoek op de straat kletterde en daar akelig stil bleef liggen. Hij heeft daarna nooit meer hoeven lopen.
De rest van ons was te snel voor Boze Buurman en toen bleek dat hij ons niet meer in kon halen liep hij terug naar huis, her en der met zijn knuppel uithalend naar wat geparkeerde auto's. De buurt sprak er schande van. Buiten proportioneel geweld was een veel gehoorde term de volgende dagen. Hij had zich in moeten houden, zich moeten beheersen, hij was toch volwassen. En hoe erg is het nou helemaal, was steentjes tegen je raam. Ja er ging er wel eens een kapot, nou hij was toch verzekerd. En die ballen tegen zijn muur, kom op zeg. Hij is zelf op die hoek gaan wonen, als oudere in een kinderrijke buurt. Daar moet je dan maar rekening mee houden.
Het is nooit meer goed gekomen in de buurt. Iedereen gaf Boze Buurman daar de schuld van, maar ik vraag me steeds meer af wie er nou echt schuldig was. Hij of wij. Of beiden. Was er nou niemand die er voor had kunnen zorgen dat wij geen steentjes meer gooiden? Was er nou niemand die eens een keer met Boze Buurman had kunnen gaan praten om tot een oplossing te komen? Was er nou niemand die aan had kunnen zien komen dat het wel eens heel verkeerd af kon gaan lopen en voor die tijd actie had kunnen ondernemen, in plaats van achteraf tijdens een bijeenkomst in het wijkgebouw verontwaardigd het hoogste woord te voeren?
Onze (achter)buurt, dat was onze wereld. En de wereld lijkt vaak op een (achter)buurt.