De grootste klootzak die bestaat
“Met mijn opa? Nee, klopt. Het gaat niet best met hem. De kanker woekert zich door zijn lichaam. Hij ziet er verschrikkelijk uit. Het was altijd een statige man. Hij is nooit dik geworden, mijn vader en ooms hebben duidelijk de lichaamsbouw van mijn oma. Net als het haar trouwens. Mijn opa had tot op hoge leeftijd nog een volle bos pikzwart haar. Maar nu, het is een volledig andere man. Ingevallen gezicht, grijs. Toen ik hem zag was hij klein, een oude man. Dat was anderhalve maand geleden, zoiets.”
De huisarts is vandaag geweest. Opa heeft veel last van de bijwerkingen van de morfine. Maar ze willen de dosis niet veranderen, ze willen hem niet laten lijden. Het is kiezen tussen twee kwaden. Hij kan niet zelfstandig meer staan of lopen, heeft veel last van schokken en kan moeilijk praten. Hij verwart gebeurtenissen. Het is te hopen dat zijn lichaam nog kan wennen aan deze hoeveelheid morfine. Mogelijk gaat het over een tijdje wat beter.
“Ik heb hem sindsdien niet meer gezien. Geen idee waarom niet. Ik leg mijn prioriteiten anders. Het is een bespottelijk excuus, dat weet ik. Als het om mijn oma was gegaan was het een ander verhaal geweest denk ik. Hij boezemde me altijd een beetje angst in. Hij was nors, gaf me vaak het idee dat het vervelend was wanneer ik op visite kwam. Dat ik te luid sprak, dat hij de televisie niet meer kon verstaan. Toen ik wat ouder werd ging dat beter, maar toch. Mijn oma was altijd gastvrij en vriendelijk. Met haar maakte ik cryptogram na cryptogram. Opa mengde zich pas in het gesprek wanneer we echt de oplossing niet konden vinden. Televisie was prioriteit één.”
Vanmorgen is hij gevallen toen hij uit bed probeerde te komen. Mijn hevig dementerende oma heeft geprobeerd om hem overeind te helpen maar dat lukte niet. Hij heeft zich naar de woonkamer gesleept en zich daar uiteindelijk op de bank gehesen. Ze wonen in een aanleunwoning maar hebben de alarmbel niet gebruikt. Opa is momenteel erg eigenwijs. Hij vindt het niet nodig om hulp te krijgen, ze redden zich wel. Hij zegt dat oma hem met alles kan helpen. Hij wil niet in en uit bed geholpen worden, hij maakt zelf wel uit hoe laat hij opstaat en naar bed gaat. Er wordt nu regelmatig gecontroleerd hoe het gaat. Door familie en door de verzorging. Hij vindt dat alles buiten hem om geregeld wordt. En we moeten hem niet ziek praten.
“Er zijn van die dingen die je gewoon doet of niet doet. Zonder dat je daar een goede reden voor hebt. Iedere keer dat je argumenten verzameld, besef je dat er geen een valide is. Ik heb me al zo vaak voorgenomen om naar ze toe te gaan, maar ik ga niet. Ze wonen vijf minuten fietsen van mij vandaan. Tijd is echt geen argument. Toch denk ik vaak: ik ga morgen wel, vanavond ben ik druk.”
De dokter nam de tijd en beantwoordde alle vragen uitgebreid. Het schokken, het niet kunnen lopen, het warrig zijn en niet goed kunnen praten zijn deels een gevolg van de morfine maar worden deels ook veroorzaakt door de ziekte. Mede doordat de nieren zijn aangedaan wordt het lichaam langzaam vergiftigd. Dat werkt ook door in de hersenen. Bovendien raakt hij veel belangrijke stoffen kwijt met plassen, onder andere eiwitten en mineralen. Het heeft geen zin meer om dit aan te vullen want het is een aflopende zaak. De dokter stelde letterlijk: ‘Wat is terminaal? Als het erop aankomt, zijn we allemaal terminaal, maar opa is een stuk verder op weg.’
“Ik schaam me dat ik niet ga. Maar de schaamte werkt nu op twee manieren. Allereerst schaam ik me omdat ik zolang niet ben geweest. Daarnaast voelt het heel wrang om nu ineens wel te gaan, nu hij bijna dood is. Tijden laat ik niets van me horen en als de situatie ineens heel ernstig is ben ik er weer. Het voelt hypocriet.”
Wanneer je hem wilt bezoeken kan je het best tussen drie en vijf komen. Opa slaapt heel veel en er is ook geen garantie dat hij op de genoemde tijden wel wakker is. Er mogen maximaal vier mensen tegelijk bij hem komen. En zij moeten heel rustig zijn anders overziet hij het niet meer, is het veel te druk. Het is confronterend voor opa: al die visite die soort van afscheid komt nemen. Maar het moet, het is niet anders, hij zal niet lang meer leven.
“Ja. Natuurlijk hou ik van hem. Hij is mijn opa. Ik wíl van hem houden. Maar soms twijfel ik, of ik van hem hou omdat hij mijn opa is of om de man die hij is.
Echt. Ik wíl van hem houden.
Ik wil er zijn.
Ik wil iets kunnen betekenen.
Ik ben de grootste klootzak die bestaat.”