Laat maar doodgaan...
Mijn omaatje is 97. Een kwiek vrouwtje nog.
Al is ze op momenten behoorlijk warrig. En kan ze tegenwoordig uitstekend mopperen. Dat laatste lijkt irrelevant maar gezien het mijn oma is, is het opvallend. Die heeft in de rest van haar leven nauwelijks hardop gemopperd.
Ik neem het haar geenszins kwalijk. Ik begrijp het wel. De vrouw heeft veel te veel tijd om te denken. Hoe zou ik zelf zijn wanneer ik me ergens aan stoorde en zeker tien uur per dag de tijd had om me er op te focussen?
Ik toren bijna een halve meter boven mijn oma uit. Wanneer mijn oma en ik ons bevinden in een gezelschap groter dan ons twee dan maken we graag onze standaard grap. Oma komt dicht bij me staan en legt haar hoofd in haar nek om me aan te kijken. Vervolgens stelt ze mij voor aan een ieder die het horen wil. “Dit is mijn KLEINzoon.” Waar ik op reageer met: “en dit is mijn GROOTmoeder.”
Succes verzekerd.
Een kinderhand is snel gevuld, dat van een bejaarde niet minder. Dat bedoel ik liefdevol.
Lopen gaat steeds moeizamer met als gevolg dat ze nog wel eens omkukelt. Opstaan zonder papegaai zit er niet meer in. Lezen zonder loep is onmogelijk. Alle verdere hulpmiddelen die ze krijgt aangereikt zijn “onzin en nergens voor nodig.”
Haar buurvrouw is ruim tien jaar jonger. Wanneer mijn grootmoeder over haar spreekt zegt ze, zonder een greintje ironie: “Dat olde mense.” Ik betwijfel of ik dat Zwols goed heb opgeschreven.
Mijn oma is stronteigenwijs.
Mijn oma gaat nooit dood.
Hoe groot ik ook ben, ik blijf altijd de kleine jongen. Een paar jaar geleden, toen ze nog zelfstandig woonde, ging ik geregeld naar haar toe om het gras te maaien.
Ze had zo'n elektrische grasmachine. En ze vond het maar eng als ik er mee werkte. "Vader" moest het maar doen. Die had er verstand van. Die heeft immers verstand van alles met stroom. Of eigenlijk: überhaupt van alles. Wanneer ik haar nog maar weer eens had uitgelegd dat ik het heel goed kon en het veilig was gaf ze schoorvoetend toe.
Ze was al in de negentig toen maar terwijl ik grasmaaide liep ze met haar rollatortje vlak achter me aan. Het snoer van de machine omhoog houdend om er voor te zorgen dat ik het niet doormaaide.
Autorijden kende een soortgelijk verhaal. Ik denk wel eens dat ze niet geloofde dat ik mijn rijbewijs al had. Ik was immers de jongste zoon van “vader en moeder.”
Zo noemt ze mijn ouders altijd. Dat vind ik mooi en heb dat van haar over genomen. Ik zeg vaker vader of moeder tegen mijn ouders dan dat ik ze bij hun naam noem. Doch dat terzijde.
Van de week kreeg mijn oma een TIA. Dat was schrikken. Maar mijn vader en moeder waren er toevallig en hebben snel en goed gehandeld. Het lijkt er op dat ze er goed van herstelt.
De dag nadat het gebeurd was vertelde ik het aan een collega. Ik legde uit dat ik er behoorlijk van was geschrokken. Dat ik het gevoel had dat mijn oma niet dood kon gaan. En ineens weer werd geconfronteerd met het feit dat het toch kon.
En wat zei mijn lieftalige collega?
“Zevenennegentig… dat is toch ook een mooie leeftijd.”
Met andere woorden: laat maar doodgaan. Ze heeft er de leeftijd voor. Zo heel erg is het niet.
Een paar uur later reageerde iemand anders bijna hetzelfde.
Hoewel het zeker goed bedoeld was en vermoedelijk ook geruststellend werd ik er achteraf behoorlijk kwaad om.
Allereerst is ze natuurlijk niet dood. Sterker nog, ze is herstellende. En dat kan ze als geen ander. En daarbij, stel dát ze dood zou zijn gegaan waarom is het dan niet of minder erg? Is er een regel die stelt dat je vanaf, laten we zeggen, tachtig ieder jaar wat minder verdriet hoeft te hebben?
Grootmoeder moet nog zeker twintig keer zeggen dat ik haar KLEINzoon ben. Ze moet nog zoveel hilarische verhalen vertellen uit haar jeugd. Allen vergezeld met die brede grijns. Ze moet Duitsers nog zo vaak rotmoffen noemen, al hebben we het over programma’s op de Duitse televisiezenders. Ze moet nog zo vaak “nee” zeggen wanneer iedereen “ja” zegt. Mijn oma moet nog zoveel. Ik moet nog zoveel met mijn oma.
Zevenennegentig is een natuurlijk inderdaad een erg mooie leeftijd. Maar wat dacht je van achtennegentig? Of honderd? Of…