“Nu stop ik écht!” (5)
De vorige aflevering lees je hier.
“Mam, we hebben buren!” Jos komt de caravan binnen waar Pien aardbeien staat schoon te maken aan het piepkleine aanrecht. “O, echt? Gezellig!” vindt Pien, terwijl ze haar oudste zoon een tik op zijn vingers geeft omdat hij een aardbei pikt. “Die zijn voor vanavond. Afblijven. Maar lijken het aardige mensen? Hebben ze kinderen?” Jos knikt enthousiast. “Drie kinderen, één jongen en twee meisjes. Maar die jongen lijkt me aardig, en ik denk dat hij net zo oud is als ik.” Pien wordt nu toch ook een beetje nieuwsgierig. “En die ouders? Lijken zij ook aardig?” Jos haalt z’n schouders op. “Niet op gelet. Ik heb ook alleen maar een vrouw gezien. Ze is dik. Maar ik ga weer naar het strand, verder trainen voor het beach-volleybaltoernooi van vanavond. Ik ga vragen of die nieuwe jongen ook mee wil doen. Kom je ook kijken?” Pien kijkt met een warme blik in haar ogen naar haar zoon. Kijk hem daar staan, met zijn bruine jongenslijf, zijn stralende ogen en zijn gebleekte haren! “Ik kijk nog wel wat ik doe. Oké?” “Oké,” en weg is Jos alweer. Pien maakt de aardbeien verder schoon en zet ze in het koelkastje. Dan loopt ze naar buiten. Zogenaamd om te voelen of de was al droog is, maar ondertussen probeert ze een glimp op te vangen van de nieuwe buren. Daar hoeft ze niet lang op te wachten. Een grote gezette vrouw met een grijns van oor tot oor komt met uitgestoken hand op haar afgestevend.
“Hallo buurvrouw! Ik heet Til. Wat leuk, dat je zoon zich meteen al over mijn oudste telg heeft ontfermd!” Pien grijnst terug. Wat een spontaan mens, en hartelijk drukt ze de hand van haar buurvrouw terwijl ze zich aan haar voorstelt.
“Zo, alles is uitgepakt, wat een hitte! De meiden zijn al naar het strand, dus ik vind dat ik wel een rosétje verdiend heb. Doe je mee?” Pien knikt. Wat een spraakwaterval! Maar dat vindt ze helemaal niet erg. Eerlijk gezegd kan ze wel wat afleiding gebruiken. Een camping is leuk, maar ze voelt zich toch wel eenzaam, zo af en toe.
Even later zitten de dames voor de caravan die Til voor twee weken heeft gehuurd. Het klikt meteen, en voor ze het weten hebben ze hun levensverhaal gedeeld met de ander. Vooral de echtscheidingen komen ruimschoots aan bod. Ze kletsen honderduit, alsof ze elkaar al jaren kennen.
De middag is al bijna om en de kinderen komen zich melden met hongerige magen. “O, shit, is het al zo laat?” schrikt Til. De dames hebben zich al kletsend anderhalve fles rosé soldaat gemaakt en voelen zich een beetje aangeschoten. “O, nou moet ik nog eten maken ook, in die hete caravan,” zucht Til. “Welnee!” roept Pien opgewekt. “Ik heb vanmorgen al een grote bak aardappelsalade gemaakt, eigenlijk voor twee dagen, maar we kunnen toch gezellig met z’n allen eten?” Zo gezegd, zo gedaan.
De dochters van Til blijken twee gezellige giebels van veertien en twaalf jaar, en ze helpen mee met tafels klaarzetten en dekken. Tijdens het eten wordt er druk gepraat over het op handen zijnde volleybaltoernooi. “Komen jullie ook?” vraagt Thomas, de zoon van Til. “Gaan jullie maar lekker, Pien en ik doen ondertussen de afwas en zo, en misschien dat we later ook nog even komen aanmoedigen.” Ze kijkt Pien met een vragende blik aan. Pien is het er helemaal mee eens. Ze moet er niet aan denken, om nu naar het strand te lopen, zó zwaar voelen haar benen aan. Toch maar even kalm aan met de rosé…
Lisanne en Eline, de dochters van Til, hebben ook geen zin om naar het toernooi te gaan kijken. Zij willen graag naar het jeugdhonk om te tafeltennissen en andere kinderen te ontmoeten. Jos, Koen en Thomas verdwijnen richting strand, en de zalige rust is weergekeerd. “We ruimen straks wel op hoor,” zegt Til een beetje slaperig, “wat wordt een mens toch loom van dat warme weer.” Pien lacht. “En van de rosé, niet te vergeten,” plaagt ze, terwijl ze de glazen nog eens volschenkt. “Op onze vriendschap,” proosten de dames en steken hun zoveelste sigaretje op.
“Wat heerlijk,” mijmert Pien. “Om eindelijk een vriendin te hebben waar ik gezellig een wijntje mee kan drinken, zonder dat ik meteen getrakteerd wordt op een preek.”
Til lacht. “Het interesseert me geen moer, wat anderen van me vinden. Als ik wil drinken, dan drink ik. En ik kan er ook prima tegen, ik ben nooit dronken of zo. Als je je grenzen maar in de gaten houdt, dan kan er niks gebeuren.” Pien knikt. Zal ze Til in vertrouwen nemen? Dat zij er zo’n moeite mee heeft om die grenzen voor zichzelf te zien? Maar ze ziet er toch van af. Het is veel te gezellig om nu moeilijke gesprekken te voeren.
De avond vliegt voorbij. Pien heeft het erg naar haar zin, en moet voor zichzelf wel toegeven dat ze het de hele vakantie nog niet zo gezellig heeft gehad. Lisanne en Eline komen weer terug, al likkend aan een ijsje. “Bedtijd dames!” roept Til, en na enig getreuzel zijn de meiden in het kleine tentje naast de caravan verdwenen.
“Die jongens houden het nogal uit,” geeuwt Til een half uurtje later. “Ik ben bekaf, gisteren alles ingepakt en mijn huis schoongemaakt, vanmorgen al vroeg opgestaan, ik vind het eigenlijk wel mooi geweest.”
“Nog één rosétje?” vraagt Pien, die het eigenlijk nog veel te gezellig vindt. Er blijkt niet veel voor nodig om Til over te halen. Maar de fles is leeg, en de voorraad van Til is op. Pien staat op, om uit haar goed gevulde koelkastje een nieuwe fles te halen. Pas als ze richting haar caravan loopt merkt ze hoe aangeschoten ze is. Bijna struikelt ze over het droogrekje.Als ze de schemerige caravan binnenloopt hoort ze haar mobieltje rinkelen. Ze is er net te laat bij.
Met fles en mobieltje loopt ze naar Til. “We hebben een bellerrrrrr!” roept ze vrolijk naar haar buurvrouw. Maar als ze op haar mobieltje kijkt, schrikt ze. Ze heeft acht gemiste oproepen. Dan ziet ze dat het Jos is geweest. “O, de jongens hebben gewonnen, denk ik! Jos heeft een paar keer gebeld.” Til heeft ondertussen ook haar mobieltje van binnen gehaald. “Toch wel handig om bereikbaar te zijn,” grinnikt ze. “Ik laat mijn telefoontje altijd overal slingeren. En dan proberen de kinderen mij te bellen en dan ben ik nóg niet bereikbaar. Dat schiet niet op hè!” Ook zij blijkt een paar gemiste oproepen te hebben. Van Thomas. Ze belt hem meteen. Pien hoort een opgewonden jongensstem, maar kan niet verstaan wat er wordt gezegd. Ze glimlacht dromerig terwijl ze een slok rosé neemt. ‘Ze hebben natuurlijk gewonnen met volleybal en willen dit nieuws onmiddellijk delen met hun moeders. Wat lief!’ Maar dan ziet ze het verschrikte gezicht van Til en hoort ze de ongeruste klank in haar stem.
“Maar waar zijn jullie dan nu? En waar is Koen?” Pien gaat rechtop zitten. Wat is er gebeurd?
Til overhandigt haar mobieltje aan Pien. “Koen heeft een ongelukje gehad,” licht ze Pien snel in. “Hier is Jos.” “Jos! Wat is er gebeurd?” Pien struikelt bijna over haar woorden. “Ik probeer je al de hele tijd te bellen! Waarom neem je die kut-mobiel nou ook nooit op?” snikt Jos. Hij is duidelijk woedend en overstuur. “Maar laat maar, ik heb papa al gebeld. Hij is in het ziekenhuis. Kom jij daar ook naartoe?” “Maar wat is er dan gebeurd? En waarom heb je je vader helemaal uit Amsterdam laten komen! ” roept Pien, half huilend nu. “Koen is gevallen. En zijn arm ziet er heel gek uit. Hij schreeuwde heel erg. Ze hebben een ambulance gebeld en ik heb jou steeds geprobeerd te bellen. Maar je nam niet op. Toen heb ik papa gebeld. Hij heeft Thomas en mij opgehaald en toen zijn we naar het ziekenhuis gereden. In Alkmaar. Papa is nu bij Koen, en Thomas en ik staan buiten, om zijn moeder en jou te pakken te krijgen. Als jij nu met de auto naar Alkmaar komt, dan kunnen wij straks met jou meerijden en dan kan papa weer naar Amsterdam.”
“Dat is goed. Ik zie je zo,” zegt Pien, en verbreekt de verbinding. Ze wil vlug naar de caravan om haar autosleutels te halen. Maar als ze opstaat, begint de hele wereld om haar heen te draaien en ploft ze meteen weer terug in de stoel waarin ze zojuist zat. Til kijkt haar bezorgd aan. “Pien, zó kan je echt niet rijden hoor. We hebben samen meer dan drie flessen rosé leeggedronken. Als jij je net zo voelt als ik, dan ben je nog net in staat om je bed te halen…” Tranen wellen op in Piens ogen. Til heeft gelijk. Het zou gekkenwerk zijn om naar Alkmaar te rijden. Er zit niks anders op dan Rob te bellen.
Anderhalf uur later komt Rob de camping op met drie jongens in zijn kielzog. Til heeft solidair met Pien gewacht. Het blijkt gelukkig nogal mee te vallen met Koen. Zijn schouder was uit de kom, maar zit nu weer op z’n plek. Wel heeft hij een mitella om die hij voorlopig ook nog zal moeten dragen.
Rob is zeer kortaf tegen Pien. Als ze hem bedankt zegt hij korzelig: “Ik had gehoopt dat je je nog eens tot een verantwoordelijke volwassene zou ontwikkelen. Misschien was het voor de jongens wel leuk geweest als je vanavond was gaan kijken bij het toernooi, in plaats van je, zoals gewoonlijk, weer eens vol te gieten! Tjonge, jonge, het is toch niet te geloven! Ik ben bijna in staat om die gasten mee naar mijn huis te nemen.” En woedend beent hij even daarna weg. Pien schaamt zich kapot. Rob heeft altijd veel op haar drinkgewoonte aan te merken gehad, maar nog nooit zo in het openbaar of waar de jongens bij waren.
“Nou, hoog tijd voor bed allemaal,” zegt ze zachtjes. Ze geeft Koen een zoen op zijn voorhoofd, maar hij zegt niks tegen haar. Ze ziet nog net de blik die Jos haar toewerpt voordat hij met zijn arm om zijn broer heengeslagen in de nacht verdwijnt. Het is een blik van minachting.
En als Pien een half uurtje later boven de wc-pot hangt om de vele rosétjes er weer uit te kotsen denkt ze stellig: “Nu stop ik écht!”
De volgende aflevering lees je hier.