’s Zondags gaat ze naar de kerk (3)

Vorige aflevering: http://frontpage.fok.nl/column/9145/1

 Het is zondag. De snooze-functie op mijn wekker geeft mij de gelegenheid om nog negen minuten in tweestrijd te blijven: gaan we wel, of gaan we niet?
Het is nog stil in huis. De kinderen slapen nog en ook mijn echtgenoot verkeert nog in dromenland.
Ik draai me op mijn andere zij. Het liefst zou ik de wekker helemaal uitzetten en doorslapen totdat ik vanzelf -en uitgerust- wakker word. Ik ben zo moe! Naast het hebben van een gezin doe ik momenteel ook nog een studie waarbij ik één dag per week naar school ga en drie dagen stage loop op een basisschool. Het sloopt me, maar ik wil zo graag mijn diploma halen.

Het is de gereformeerde basisschool waar mijn kinderen ook zitten. Behalve de oudste, hij zit op speciaal onderwijs. Ik vind het een prettige school, maar nu ik er zelf werk benauwt me de enorme sociale controle. Wij zijn nooit van die trouwe kerkgangers geweest. Tenminste: we gaan maar één keer per zondag naar de kerk. En dat is natuurlijk niet genoeg. Echt, ik zou het best beter willen doen, maar het ontbreekt me aan zelfdiscipline. “Voor je kleine baas kan je ook vroeg opstaan, dus dan moet je het ook kunnen voor de Grote Baas,” zegt mijn moeder altijd. Tja, daar heeft ze wel een punt. Maar ik moet hier in huis die kar wel in mijn eentje trekken, want mijn echtgenoot zou liever helemaal niet meer gaan. Hij is internationaal chauffeur en bij hem op de zaak wéten ze niet eens dat hij een christen is.

Soms ben ik daar wel eens jaloers op. Mijn kringetje is zo klein geworden. En ik heb het gevoel, dat ik in een glazen huisje leef. Mijn leerlingen en collega’s zie ik op school, in het dorp op de markt, maar ook op zondag in de kerk. Als we gaan, tenminste. Hebben we een zondag ‘gespijbeld’, dan fiets ik op maandag met een zenuwachtig gevoel naar school. Want de kans is groot dat een collega mij erop aanspreekt. O, heel liefdevol hoor, maar als ik de opmerking “We hebben je gisteren gemist in de kerk” krijg, dan kan ik toch wel door de grond zakken…

Dat ik geen blijdschap voel bij mijn kerkgang wijt ik aan een klein geloof. Waarom kan ik niet die blijdschap voelen die ik bij andere christenen wel bespeur? Er smeult iets in mijn hart. Al jaren ben ik ongelukkig binnen mijn relatie. Vanwege de kinderen, de kerk, de familie, mijn vrienden en mijn werkkring stop ik de gedachten over een scheiding diep weg. Scheiden mag niet. Ik moet er niet aan denken, wat er zou gebeuren als ik dat toch zou doen. Misschien heb ik wel een hekel aan de kerk gekregen omdat ik me gedwongen voel om in dit huwelijk te blijven. Ik weet hoe er over mensen gepraat wordt. Zolang je je maar aan de regeltjes houdt, en elke zondag braaf met je gezin twee keer in de kerk zit, ben je een gewaardeerd kerklid. Zodra je de hand licht met de regels, word je meteen omschreven als zijnde een ‘randfiguur.’

Ik zou natuurlijk kunnen gaan scheiden en dan meteen ook breken met de kerk. En uit dit dorp verhuizen, want anders heb ik geen leven meer. O, en mijn baan zou ik ook niet meer kunnen handhaven op deze gereformeerde school. Om er te mogen werken moet je belijdend lid zijn van de gereformeerde kerk. En dat ben ik dan niet meer.

Nee, dat kan natuurlijk niet. Ik voel me in een web verstrikt. Dit is mijn leven en het is onmogelijk om daar uit te breken. De gevolgen zouden niet te overzien zijn. Maar ik heb het er wel moeilijk mee. Vooral met de vraag: wat wil ik nou eigenlijk precies? Het is zo moeilijk, als je je hele leven hetzelfde verhaal hebt gehoord: Wij zijn de ware kerk. “Gij geheel anders,” staat er in de bijbel. Daarom mochten wij vroeger zo weinig. En daarom voel ik me heden ten dage nog steeds schuldig, als wij op een warme zomerdag naar het strand gaan in plaats van naar de kerk.
Zou dat het leven zijn dat dan voor me ligt, als ik uit de kerk zou stappen? Een leven vol schuldgevoelens? Teleurgestelde familieleden en vrienden? Als dat nog vrienden willen blijven, tenminste.

Ben ik laf, omdat ik doorga met een leven waar ik helemaal niet blij mee ben? Of ben ik juist dapper? Omdat ik mezelf wegcijfer voor mijn gezin, mijn familie, mijn vrienden en mijn collega’s?
Zou het dapper zijn, om uit een leven te stappen waar ik helemaal niet blij mee ben? Of ben ik dan juist laf? Omdat ik dan wegloop voor een leven waar ik zelf uiteindelijk voor heb gekozen?
Nee, niet als kind.
Maar wel als volwassen mens. Niemand heeft me gedwongen om belijdenis van mijn geloof af te leggen op mijn achttiende. Of was het toch een lichte vorm van dwang? Ik weet het allemaal niet meer.

Ik zucht. De wekker gaat weer. Nu zou ik er echt uit moeten gaan. En ik weet dan al precies wat er gebeurt: mijn oudste zoon van elf zal roepen: “Mam, dat halen we toch niet meer!” Net zoals zijn moeder dat riep in haar puberjaren. Mijn man zal chagrijnig zijn. Mijn kinderen van acht en zes zullen ook alles uit de kast trekken om maar thuis te kunnen blijven. Ik heb hen nooit echt enthousiast kunnen krijgen voor twee keer per zondag anderhalf uur stilzitten. Misschien heb ik zelf niet genoeg enthousiasme uitgestraald. Maar dat zou ook hypocriet zijn.

Ik zet de wekker helemaal uit. Vanmiddag weer een nieuwe kans. En de niet-vastomlijnde ideeën in mijn hoofd zet ik nog maar een poosje in de snooze-stand.


Binnenkort het vierde deel.