Vuelta: Etappe 14 - Met een monstermuur voor de slotklim

De voorlopig laatste vlakke rit van de Vuelta leverde niet veel spektakel op. Het was bijna de hele dag enorm saai. Een kopgroepje van vier, met veel erkende hardrijders, kreeg nooit veel tijd. Quick Step en Lotto Jumbo reden op kop van het peloton, al wisten ze bij Lotto Jumbo niet eens of hun sprinter überhaupt wel fit was.

Na een dag hard fietsen viel de kopgroep richting het eind van de rit uit elkaar. Courteille en Gougeard waren niet in staat om Thomas De Gendt en Alessandro De Marchi te volgen. Even later moest ook De Gendt lossen, dat was wel enigszins verrassend. Dat is normaal toch wel de persoon die als laatste overblijft in een kopgroep, maar nu probeerde De Marchi met een solo het peloton in de luren te leggen. Dat lukte niet, hij werd op tijd weer ingerekend en zo gingen we op weg naar de slotfase.

De lastige slotfase, waarover nogal wat onduidelijkheid bestond. Volgens de organisatie was de finale nog wat aangepast, maar daar bleek uiteindelijk geen sprake van te zijn. Dus reden de renners op drie kilometer van de finish door een steile straat, waar Kragh Andersen een poging deed om weg te rijden van de rest. Quick Step had alles volledig onder controle, dus kwam Andersen niet ver. Daarachter vond wel veel verbrokkeling plaats. Veel renners moesten lossen en er ontstonden flink wat gaatjes, waardoor enkele klassementsrenners achterop raakten.

In de laatste twee kilometer kwamen er nog wat halfslachtige pogingen van renners om weg te rijden, maar Quick Step stond dat allemaal niet toe. Het zou een sprint worden en in die sprint was Trentin oppermachtig. Zijn derde ritoverwinning en weer leek het hem heel simpel af te gaan. De Italiaanse racist Moscon werd tweede, voor Kragh Andersen, die ongetwijfeld spijt zal hebben gehad van zijn eerdere demarrage.

Daarachter werd de top 10 gevuld door klassementsrenners als Froome en Nibali. Bijna iedereen was goed aan het opletten, van de top 10 van het algemeen klassement verloren alleen Zakarin, Lopez en De la Cruz wat tijd. Na deze weinig enerverende rit krijgen we nu twee ritten die er op papier in ieder geval heel spectaculair uitzien. Twee bergritten en twee aankomsten bergop. De eerste van de twee is de Sierra de la Pandera, een bijzondere klim die na acht jaar weer terug is in de Vuelta.

De route van vandaag (Bron: Letour.fr)
De route van vandaag (Bron: Letour.fr)

Het profiel van vandaag (Bron: Letour.fr)
Het profiel van vandaag (Bron: Letour.fr)

De startplaats
Het weekend begint in Écija, een stad met 41.000 inwoners in de provincie Sevilla, op een kilometer of 90 van de gelijknamige stad. Eén keer eerder vertrok er een rit vanuit deze stad, meer dan 30 jaar geleden. In 1981 zou de zevende rit in Écija vertrekken, waarna er in Jaén een finish was. De Spanjaard Juan Fernández ging met de overwinning aan de haal.

Écija staat in Spanje bekend als La sarten de Andalucía, de bakoven van Andalusië. Hier worden in de zomer de hoogste temperaturen gemeten van heel Spanje, wat niet meteen wil zeggen dat de zon hier altijd schijnt. Een aantal jaar terug kreeg de stad te maken met wat overstromingen, het is dus het hele jaar door geen pretje om hier te wonen. Écija staat ook wel bekend als de stad van de torens. Dit omdat er niet minder dan elf torens in de stad te vinden zijn, waaronder een aantal zeer fraaie exemplaren.

De stad valt vooral op vanwege de barokke monumenten, waaronder een aantal barokke paleizen en dus een aantal barokke klokkentorens die bij de talloze kerken horen. In de gemeente kom je meer dan 20 verschillende kerken en kloosters tegen. Veel van die torens zijn ook nog eens versierd met azulejos, blauwe siertegels die voornamelijk in Portugal en Spanje veel worden gebruikt.

Het centrale punt van de stad is het Plaza de España, dit langgerekte plein met palmen uit de 18e eeuw staat ook wel bekend als de pronkkamer van de stad. Hier kom je talloze fraaie façades van herenhuizen en paleizen tegen. Bovendien natuurlijk ook een van de vele kerken. Palacio de los Marqueses de Peñaflor is een van die paleizen, dit zou de mooiste moeten zijn en valt vooral op vanwege het enorm lange balkon en de muurschilderingen. De mooiste kerkjes zijn die van San Juan en Santa Cruz, als je net buiten de stad een wat hogergelegen punt opzoekt kun je in plaats van vogelspotten aan kerkenspotten doen.

Kerkenspotten in Écija (Foto: Panoramio)
Kerkenspotten in Écija (Foto: Panoramio)

De route
In het begin van de rit rijden de renners over behoorlijk rechte wegen door een glooiend en buitengewoon kaal landschap. We bevinden ons natuurlijk in de bakoven van Spanje, hier wil niks groeien. In de eerste kilometers van de rit gaat het een kilometer of vijf vals plat omhoog, waarna het bijna twintig kilometer steeds een klein beetje op en af gaat, voor er richting de eerste doorkomst in een plaatsje van deze rit nog wat geklommen moet worden.

Na 29 kilometer komt het peloton door Herrera en richting deze plaats begint de weg vals plat omhoog te lopen. Dit gaat ook na Herrera nog door, het blijft acht kilometer heel licht omhoog hellen. Op het profielkaartje ziet het er makkelijk uit, maar dit kan uiteindelijk toch ook een slopend deel van de rit blijken te zijn. Aan het eind van dit lange lopende stuk omhoog gaat het zes kilometer naar beneden, richting Puente Genil.

In dit stadje, met een naam die de lading bijzonder goed dekt, komen de renners na 39 kilometer uit. Er staat namelijk een brug in deze stad, over de rivier Genil. Geniale naam, niets meer aan doen. De Puente de Miragenil is overigens best een mooie brug, waar de renners ook nog even overheen mogen rijden. Er liggen steentjes op de brug en in een deel van de binnenstad, dus dat is nog wel een leuke toevoeging aan het parcours. Eenmaal buiten de stad begint de weg weer een aantal kilometer vals plat omhoog te lopen, Spaans vlak.

De brug over de Genil in Puente Genil (Foto: Panoramio)
De brug over de Genil in Puente Genil (Foto: Panoramio)

Vier kilometer lang gaat het heel licht omhoog, waarna het een kilometer of tien zo goed als vlak is. Onderwijl rijdt men over een brede en redelijk rechte weg richting de volgende stad van enige betekenis, Lucena. In de buurt van Lucena begint de weg vals plat omhoog te lopen. Het gaat in totaal een kilometer of 20 omhoog, met tussendoor wel een aantal korte afdalinkjes en wat vlakke stukken. In al die kilometers komen de renners maar 200 meter hoger uit, dus heel veel stelt het al bij al niet voor. Het zorgt er wel voor dat er alvast wat vermoeidheid in de benen kruipt, waar de renners last van gaan krijgen op de echte beklimmingen die over niet al te lange tijd gaan volgen.

Van Lucena fietst het peloton richting Cabra, waar ze na 76 kilometer uitkomen. In de buurt van Cabra gaat het een aantal kilometer naar beneden, over een weg met een aantal haarspeldbochten. Geen moeilijke afdaling voor de rest, de weg is breed en het gaat niet heel erg steil naar beneden. Cabra is best een mooi dorpje, met ook nog een aardig kasteeltje. Dat is alleen niet zo relevant, het is veel interessanter dat hier de voet ligt van de eerste officiële klim van de dag.

Als de renners dwars door het dorp zijn gereden begint aan de rand van dit plaatsje de weg direct omhoog te lopen. De Puerto El Mojón begint, een beklimming van de derde categorie. Klimmetjes van deze categorie stellen meestal niet heel veel voor en dat is ook nu het geval. De berg is 8,8 kilometer lang en 3,7% gemiddeld, niet echt interessant dus. Het is zelfs zo totaal niet boeiend dat geen enkele Spanjaard ooit de moeite heeft genomen er een mooi profiel van te maken.

Halverwege de klim passeren we de weg richting Ermita Virgen de Sierra, een heiligdommetje boven op een behoorlijke berg waar in 2014 de Ruta del Sol nog eens passeerde. Valverde schroeide iedereen daar weer eens de moeder, helaas doen we nu deze lastigere klim niet aan. De Puerto El Mojón heeft nog wel twee kilometer aan 6%, maar verder gaat het toch vooral vals plat omhoog over een brede weg, door een behoorlijk groene omgeving. Na 85 kilometer komen de renners boven op deze klim.

Bovenop de eerste klim van de dag (Foto: Panoramio)
Bovenop de eerste klim van de dag (Foto: Panoramio)

We bevinden ons in het natuurgebied Sierras Subbéticas, dat naast de vele rotsachtige bergtoppen ook vooral opvalt door een overdaad aan olijfbomen. We rijden dwars door dit natuurgebied, al zijn we na de klim wel op weg naar de uitgang. Het gaat een aantal kilometer naar beneden, over een enorm brede en ook vrij rechte weg. Na deze totaal niet moeilijke afdaling van zes kilometer is het drie kilometer vlak, terwijl we richting Priego de Córdoba rijden.

In de buurt van deze stad, waar ze ook weer een kicken kasteeltje hebben, begint de weg zoetjes aan weer omhoog te lopen. In totaal gaat het zes kilometer lang heel geleidelijk omhoog, zonder dat het ooit echt lastig wordt. Na de doortocht in dit stadje gaat het twee kilometer naar beneden, waarna de volgende hellende strook van zes kilometer begint. In die zes kilometer gaat het omhoog aan 2,5% gemiddeld, het is weer van dat. De wegen zijn ook hier steeds breed en er staan ook weer zoveel olijfbomen langs de kant van de weg dat het me ondertussen aardig de keel uit begint te hangen.

Na dit klimmetje gaat het weer drie kilometer naar beneden, nog steeds over een brede en rechte weg. We dalen af richting Almedinille, waarna de weg weer drie kilometer omhoog gaat lopen, vrij serieus, aan een procentje of vijf. Daarna is er weer een korte afdaling, het is een beetje een achtbaan. Twee kilometer naar beneden, ook nu zonder lastige punten. Vervolgens begint een wat langere klim, richting Alcalá la Real. Dit is toevallig de startplaats van de volgende rit. Mooie stad, maar verdere relevante informatie volgt natuurlijk tijdens de volgende voorbeschouwing.

Het gaat zes kilometer omhoog aan 5%, richting Alcalá. Had best een klimmetje van de derde categorie mogen zijn, maar dat geheel terzijde. Na dit klimmetje is het vier kilometer zo goed als vlak, waarna de renners Alcalá la Real betreden. In deze stad is na 130 kilometer de tussensprint van de dag. We blijven hier niet lang plakken, aangezien de stad tijdens de volgende rit voldoende aandacht gaat krijgen. Dan gaan we wel richting het zuiden fietsen, nu juist richting het noorden. Deze weg loopt buiten de stad twee kilometer naar beneden, wederom zonder veel lastige punten. Direct daarna begint de volgende ongecategoriseerde klim van de dag, de Puerto del Castillo. Deze bult gaat ons richting Castillo de Locubin brengen.

De tussensprint ligt in Alcalá la Real (Foto: Panoramio)
De tussensprint ligt in Alcalá la Real (Foto: Panoramio)

De Puerto del Castillo is vier kilometer lang en in deze kilometers gaat het gemiddeld aan een procent of vier omhoog. Niet heel denderend, maar al deze korte klimmetjes bij elkaar maken er toch een slopend geheel van. Oorspronkelijk was de rit trouwens nog een stuk zwaarder. In eerste instantie was de rit 10 kilometer langer, met nog wat meer klimmetjes onderweg. Geen idee waarom ze bijna de hele rit om hebben gegooid, maar het is in ieder geval alsnog de moeite waard.

Na de Puerto del Castillo volgt een wat langere afdaling richting Castillo de Locubin. Deze afdaling is zes kilometer lang. Het gaat in deze kilometers gemiddeld gezien aan 6% naar beneden, over een behoorlijk brede weg. Het wegdek is alleen iets minder, daar zitten op sommige punten wel wat behoorlijke gaten in. Verder is de afdaling niet lastig, er zijn wel wat bochten maar niets onoverkomelijks. Na 143 kilometer, op 32 kilometer van de streep, komt het peloton door Castillo de Locubin. De passage in dit dorp is behoorlijk bochtig, de afdaling is hier ook nog steeds bezig.

Pas buiten Castillo de Locubin stopt de afdaling en direct begint de weg omhoog te lopen. De Alto de Valdepeñas de Jaén begint, een bekende klim voor heel veel renners in het peloton. De afgelopen jaren zijn we drie keer aangekomen op de steile muur van Valdepeñas de Jaén en iedere keer moesten de renners vlak voor die steile muur eerst nog over dit klimmetje. De klim, die ook wel door het leven gaat als de Puerto de Locubin, is 8,5 kilometer lang en 4,8% gemiddeld.

Deze klim van de tweede categorie begint met twee kilometer vals plat, die de organisatie niet meeneemt in de overwegingen. Daarna gaat het omhoog aan 4%, waarna de steilste kilometer volgt, aan 7%. Daarna gaat het een kilometer verder aan 5%, waarna er een vlakke kilometer volgt. In de laatste kilometers van de klim wordt het vervolgens niet meer heel lastig. Wel nog twee kilometer aan 6%, maar ook dat is te overzien.

In het verleden zijn hier nooit heel spectaculaire dingen gebeurd, het is toch vooral een opwarmertje. Uiteraard gaat er al een hoop af, maar er blijft meestal nog wel een behoorlijke groep over. Na 153 kilometer komen de renners boven op deze bochtige klim van de tweede categorie. Het is nu nog 22 kilometer fietsen tot de finish.

Genoeg olijven voor vandaag (Foto: Panoramio)
Genoeg olijven voor vandaag (Foto: Panoramio)

De afdaling van deze alto is ongeveer zeven kilometer lang en totaal niet lastig. Bijna alle renners zullen deze afdaling ook wel kennen, de afgelopen jaren zijn we hier immers al een aantal keer geweest. Het gaat niet echt steil naar beneden, eerst een paar kilometer aan 5% en daarna nog minder. Als we in de buurt komen van Valdepeñas de Jaén wordt het zelfs zo goed als vlak. De afdaling heeft weinig lastige bochten, iedereen die een beetje kan sturen komt hier zonder problemen door.

Na 160 kilometer fietsen we Valdepeñas binnen en hier gaat het bijna meteen weer omhoog. Dit keer geen aankomst op de muur, maar we gaan hem sowieso wel beklimmen. De inmiddels welhaast legendarisch muur van Valdepeñas de Jaén is één kilometer lang en in die kilometer gaat het absurd steil omhoog. Het steilste stuk is ongeveer 200 meter lang en in die meters gaat het aan 25% of zelfs een beetje meer omhoog. Totaal debiel en altijd goed voor wat spanning en sensatie.

In 2010 debuteerde deze muur in de Vuelta. Het werd een debuut om nooit te vergeten. In de aanloop naar de muur ging Rigoberto Uran in de aanval, maar hij kwam zichzelf op de steilste strook enorm tegen. Joaquim Rodriguez klapte er vol overheen, maar kon zijn inspanning niet volhouden. Igor Antón kon dat wel, hij demarreerde direct na het stilvallen van Rodriguez en niemand was in staat om hem nog in te halen. Hier liet hij voor het eerst zien de beste klimmer van die Vuelta te zijn.

Eén jaar later kwamen we terug naar Valdepeñas de Jaén. Het bleek dat Rodriguez had geleerd van zijn fouten, hij timede zijn aanval nu wel perfect en won duidelijk, Woutje Poels werd op een respectabele afstand tweede. Daarna kwam de Vuelta in 2013 nog eens terug. In 2011 moest Dani Moreno nog knechten voor Rodriguez, maar nu mocht hij zijn eigen kans gaan. 2013 was zijn wonderjaar, waarin hij ook de Waalse Pijl won. Op muurtjes was hij niet te kloppen en zo reed hij dus ook in Valdepeñas iedereen de vernieling in. Valverde werd tweede, hij is eigenlijk de enige van een generatie Spaanse springveren die nooit wist te winnen op deze muur.

Het debuut van de muur van Jaén in 2010 (Bron: YouTube)

Na de afgrijselijk zware muur van Valdepeñas de Jaén gaat het een kilometer naar beneden, met in die kilometer twee bochtjes. Aan het eind van dit korte afdalinkje slaan de renners rechtsaf, waarna de weg bijna meteen omhoog begint te lopen. De Sierra de la Pandera staat op het punt van beginnen. Een klim van 12 kilometer, de eerste klim van de buitencategorie. Categoria especial, niet zonder reden. Het gaat één kilometer omhoog aan 5%. De tweede kilometer van de klim is wel een stuk lastiger, het gaat aan 8% omhoog. Daarna gaat het zelfs aan 8,6% omhoog, met een aantal stroken aan 10%.

Het blijft daarna nog bijna een volledige kilometer steil, maar aan het eind van die kilometer volgt er een korte afdaling, om de spanning even van de benen te halen. Tot nu toe reden we op een brede weg, maar we slaan rechtsaf en komen op een geweldig geitenpad terecht. We hebben nu vier kilometer gehad, nog negen te gaan tot de finish. Negen zware, maar onregelmatige kilometers. Het gemiddelde van de klim is 7,3%, maar het gaat eigenlijk nooit exact aan dat percentage omhoog. Na de korte afdaling gaat het een kilometer omhoog aan 6%, waarna een steile kilometer aan 8% volgt, met een strook aan 16%.

Daarna is het twee kilometer iets makkelijker, met een kilometer aan 5% en een kilometer aan 6%, alleen heeft die kilometer aan 6% natuurlijk ook weer een zware strook aan 10%. Daarna gaat het pas echt goed los, met twee kilometer aan 12%. In deze kilometers zitten de zwaarste stroken van de klim, met een paar stroken aan 16% en ook nog een strook aan 18%. Aan het eind van deze debiel zware strook is het nog drie kilometer tot de finish. Het gaat nu een kilometer omhoog aan 7,5%, waarna een kilometer aan 4,5% volgt. Dit gemiddelde geeft wel een nogal vertekend beeld, aangezien het laatste deel van deze kilometer naar beneden gaat.

In het eerste deel zitten nog wat stroken aan 15%, makkelijk wordt het dus niet echt. Na deze korte afdaling met een paar bochten die bij droog weer niet zo lastig zijn zitten we al bijna bij de finish. In de laatste meters van de rit gaat het niet meer zo steil omhoog. Procentje of vier nog, met volgens de organisatie een laatste stukje aan 8%.

We gaan naar de Cumbre de la Pandera (Foto: Panoramio)
We gaan naar de Cumbre de la Pandera (Foto: Panoramio)

De finishplaats
De Sierra de la Pandera is met 1870 meter boven zeeniveau de hoogste bergtop van de Sierra Sur de Jaén. Als je met Google Maps de plaats bekijkt zie je een blur rond de top. Dit komt omdat er hier een militair station zit. Een station van Red Territorial de Mando, om precies te zijn. Een eenheid die zich vooral bezig houdt met het onderhouden van een militair telefoonnet, vandaar dat er ook een flinke zendmast op de top te vinden is. Het is wel een klein stationnetje, want naast de zendmast is er alleen een meldkamer, een klein barakje en er zit ergens ook nog een helihaven.

Buiten deze militaire activiteiten kennen we La Pandera toch vooral van de Vuelta. Het wordt de vijfde keer dat hier een rit aankomt. De klim debuteerde in 2002, tijdens de zesde rit. Roberto Heras reed toen iedereen de vernieling in, onder meer Gilberto Simoni, Oscar Sevilla en Iban Mayo dolven het onderspit. Ook Aitor Gonzalez kwam niet in het stuk voor, maar later zou hij wel in de afsluitende tijdrit de leiderstrui overnemen van Heras. Dat was hilarisch.

Eén jaar later keerde de Vuelta terug naar deze klim, die duidelijk in de smaak viel. Toen ging de overwinning naar El Imbatido, Alejandro Valverde. Hij droogde aan de finish Felix Cardenas en Roberto Heras af. Heras kwam ditmaal minder goed uit de verf op deze klim, maar wist aan het eind van het verhaal dan wel weer die Vuelta te winnen.

In 2006 keerde de Vuelta weer terug en toen bleek El Imbatido toch niet onoverwinnelijk te zijn. Daags na Calar Alto, waar Vinokourov en Valverde aan elkaar gewaagd waren, volgde er een rit naar Granada. Alexandre Vinokourov reed in die rit Valverde uit de leiderstrui. Een dag later kreeg Valverde de kans om wraak te nemen, maar die vlieger ging niet op. Vinokourov reed weer weg van Valverde, ditmaal met ploeg- en landgenoot Kashechkin. Gul als hij is gunde Vino de overwinning aan Kashechkin. Dat was een echte topshow.

Ook de laatste keer dat we aankwamen op La Pandera kregen we een kostelijk schouwspel voorgeschoteld. Valverde was weer van de partij en hij leek nog lichtelijk getraumatiseerd door de klim. Op de steile stroken van de klim moest hij plotsklaps lossen. Robert Gesink zag zijn kans schoon en versnelde meteen. Meter per meter reed hij weg van Valverde en hij leek op weg naar iets moois. Op drie kilometer van de streep kwam Valverde totaal niet vooruit, maar een kilometer later herpakte hij zichzelf.

Geholpen door landgenoten die bij andere ploegen reden en met de nodige duwtjes in de rug van supporters wist hij de brommer toch weer aan te slingeren en één voor één haalde hij zijn concurrenten in. Basso, Evans, allemaal moesten ze eraan geloven. Daarna reed hij naar Gesink toe, die zichzelf toch wat tegengekomen was. In de korte afdaling, die nat lag, reed hij vervolgens weg van de jonge Nederlander, waardoor hij zelfs nog wat tijd wist te winnen op zijn belangrijkste concurrent. Een wonderbaarlijke wederopstanding, na zo'n enorme inzinking weer in je ritme komen en zo hard iedereen voorbij schroeien is niet vaak vertoond.

Damiano Cunego ging toen overigens met de winst aan de haal, hij bleef als vroege vluchter vooruit. Ezequiel Mosquera en Samuel Sanchez, iedereens favoriete dopingspanjolen, wisten Valverde nog wel voor te blijven, maar dat boeite voor het klassement verder weinig. Hoe dan ook, is La Pandera altijd wel goed voor een leuke show, hopelijk nu ook.

Cunego op de Sierra de la Pandera in 2009 (Foto: Getty)

TV & het weer
Startplaats Écija schijnt de warmste plaats van Spanje te zijn, maar daar is tijdens de rit waarschijnlijk geen sprake van. Het gaat 31 graden worden in deze stad, dat valt in vergelijking met de vorige rit nog wel mee. Toen werd het lachend 35 graden, gelukkig voor de renners is het nu iets minder warm, hoewel het nog steeds veel te warm is. In 2009 zagen we regendruppels op La Pandera, daar zal nu geen sprake van zijn. Het blijft droog, verder waait het ook niet echt en bovendien zal het in de omgeving van de klim minder warm zijn.

Deze eerste lastige bergrit van het weekend begint om 12:57. Als je deze rit wil zien zal je helaas moeten afstemmen op Eurosport. De HOME OF CYCLING is er vanaf 15:00 bij, tegen die tijd zijn de renners net begonnen aan de Puerto el Mojón, na ongeveer 80 kilometer koers. De NOS zendt ook zowaar iets uit, zij zijn er om 16:00 bij. Dat klinkt laat, maar is nog niets vergeleken met wat de Belgen ons flikken. Er is weer een enorme kneuzenkermiskoers in België, de Brussels Cycling Classic. Dit is een gigantische flopkoers die altijd wordt gewonnen door een sprinter. Het uitzenden niet waard, maar de Belgen doen dat dus wel. Vroeger was het Parijs-Brussel, toen leek het nog ergens op. Tegenwoordig is het een koers voor C-sprinters. Deze ongein duurt tot 16:45, dan pas schakelen de Belgen naar echte koers, de Vuelta. Tegen die tijd is er nog maar 35 kilometer te rijden, ofzo. Finish wordt verwacht tussen 17:26 en 17:57, met een beetje pech maar iets meer dan een half uur Michel en José.

Voorspelling & favorieten
De Sierra de la Pandera is na acht jaar afwezigheid weer terug. Het is een befaamde klim, waar tot nu toe alleen maar grote renners hebben gewonnen. Vooral Kashechkin, die was echt heel groot. Helaas gingen ze goochelen met de bloedzakjes, anders had hij nog veel meer gewonnen. De eerste drie keer ging de overwinning op La Pandera naar de klassementsrenners. Pas in 2009 won voor het eerst een vluchter. Ik sluit niet uit dat ook nu een vluchter gaat winnen. De aanloop is zoals wel vaker deze Vuelta niet enorm heftig, waardoor een groepje best wat tijd kan krijgen om weg te rijden en een aardige voorsprong te vergaren.

Sky zal vermoedelijk niet veel interesse hebben om te achtervolgen, het gaat dus van de andere ploegen afhangen. Orica zal zich er nu niet meer aan wagen, dus dan zou het van Astana of Trek moeten komen. Die zie ik niet direct achtervolgen, hoewel je het nooit weet. In principe denk ik dat veel ploegen hun mannetjes toch nog een beetje gaan sparen, met het oog op de volgende rit. Zondag moeten we naar de Sierra Nevada en dat is een korte maar heftige rit. Daar gaat krankzinnig veel gebeuren.

De kans is aanwezig dat hier krankzinnig weinig gaat gebeuren. Tuurlijk, de slotklim is lastig genoeg om voor een leuke koers te zorgen, maar iedereen gaat wel wachten tot die laatste steile kilometers. Ik zie wat mannetjes vooruit blijven. Mocht dat niet het geval zijn kom je natuurlijk uit bij de bekende namen, zoals Froome en Contador. Nibali mag je na zijn optreden op Calar Alto niet vergeten, net als Kelderman. Ook Miguel Angel Lopez mag ondertussen genoemd worden. Tussen die verwachte namen door noem ik even vijf potentiële vluchters.

1. Mas. Het loont de moeite om iedere dag iemand van Quick Step te noemen. Die gasten winnen alles, dat is niet meer normaal. Bergop moet Enric Mas het gaan doen, hij is een van de weinige Spaanse talenten die een beetje hard omhoog kan fietsen. Heeft zich de afgelopen dagen mogen sparen, ook in de rit naar Tomares kwam hij in een van de laatste groepen binnen. Er zal dus nog wel wat jus in de benen zitten en dat gaat hij nodig hebben. Als hij zichzelf in een kopgroepje weet te nestelen is hij meteen een van de favorieten, ondanks zijn jonge leeftijd en het feit dat dit zijn eerste grote ronde is.

2. Bardet. Was best sterk in de rit naar Calar Alto, maar nu ook weer niet zo overtuigend als in de Tour. Voor hem lijkt het wat lastiger om in één jaar twee grote rondes af te werken. Had de pech dat het peloton het kort hield, anders had hij sowieso gewonnen. Krijgt nog wel een aantal herkansingen en dit is er duidelijk een van.

3. Carapaz. Deze Ecuadoriaan was verbazingwekkend sterk op Calar Alto. Reed met de favorieten mee en kon zich handhaven in een groep met Kruijswijk en Aru. Voor iemand die zijn eerste grote ronde rijdt is dat een bijzonder goede prestatie. Sindsdien heeft hij wel weer wat tijd laten liggen, een klassement is voor hem niet zo belangrijk. Het lijkt meer zin te hebben om een rit uit te zoeken. Hij kan verschrikkelijk goed bergop en als hij in een rit als deze in de kopgroep komt gaat de rest er een zware kluif aan hebben.

4. Monfort. Maxime zou ritten gaan kapen. Voorlopig heeft hij nog bijzonder weinig gekaapt. Ik wil hem ondertussen wel eens een keer in beeld zien rijden, hup.

5. Majka. Is zich ook al dagen aan het sparen. Sinds zijn mislukte poging richting Xorret del Catí hebben we niets meer van hem vernomen. Toch is hij iemand om altijd in de gaten te houden, dat heeft hij in de Tour al een aantal keer laten zien. Gaat zich vast nog wel een aantal keer laten zien, al weet ik niet eens helemaal zeker of hij überhaupt nog wel fit genoeg is.