"Nu stop ik écht!"(1)
Het duurt even voordat Pien het harde geluid van de wekker opmerkt. Haar hoofd lijkt vol watten te zitten, haar mond voelt kurkdroog aan en als ze langzaam overeind komt om de wekker uit te zetten, bonkt haar hoofd als een razende. O nee. Niet weer. Wat voor dag is het vandaag? Waarom gaat de wekker, moet ze werken? Nee toch? Hoe laat is het dan? Ze moet haar hersens pijnigen om al deze moeilijke vragen te beantwoorden.
Dan weet ze het weer. Het is vandaag woensdag en ze is vrij. Ze heeft de wekker gezet, omdat ze om tien uur een afspraak bij de tandarts heeft. O nee. Niet de tandarts! Niet nu, ze moet er niet aan denken. Het volgende kwartier ligt ze smoezen te bedenken die ze kan gebruiken om haar tandartsafspraak af te zeggen. Ze kan zeggen dat ze ziek is, maar dat heeft ze de vorige keer ook al gezegd. Of dat ze onverwachts een belangrijke vergadering heeft. Ze moet wel afbellen, want anders brengt hij het gemiste consult in rekening. Nog vijf minuutjes, dan gaat ze er echt even uit om te bellen, dan kan ze daarna wel weer in bed duiken. Uit ervaring weet ze, dat ze voor de middag geen cent waard zal zijn.
Twee uur later wordt Pien opnieuw wakker. Kut! Het is al kwart over tien, en ze heeft de tandarts niet gebeld. Weer lekker bezig. Ze gaat even uit bed om te plassen, haar mond te spoelen en een ibuprofen in te nemen. Wat een barstende koppijn heeft ze weer! Als ze het even waagt om een blik in de spiegel te werpen, schrikt ze van haar bloeddoorlopen ogen. Verdorie. Ze heeft het weer voor mekaar. Gisteravond had ze keurig pas om half tien een wijntje voor zichzelf ingeschonken. Zich ook stellig voorgenomen het deze avond wél tot twee te beperken, en dan lekker op tijd naar bed te gaan. Voor de tandarts ook wel zo prettig, een frisse uitgeslapen vrouw, en niet eentje met een drankkegel van hier tot Tokio.
Waar was het mis gegaan? Pien denkt hard na. Ze weet het echt niet meer. Gistermiddag was ze vol goede voornemens op haar fiets gestapt en naar de supermarkt gereden. Thuis had ze nog een boodschappenlijstje gemaakt, en zich haar de kater van die ochtend herinnerend voorgenomen om geen wijn mee te nemen. Als het niet in huis is, dan is de verleiding er ook niet.
Maar in de supermarkt had ze bedacht dat het wel raar zou staan om niks in huis te hebben als er ineens een vriendin op de stoep zou staan. Of haar zus, Floor, die komt ook wel eens aanwaaien, en die drinkt graag een glaasje port. Kijk, dat was slim. Ze zou gewoon een fles wijn en een fles port meenemen, en als er niemand kwam, dan kon ze die flessen dicht laten tot een andere gelegenheid. Ja toch? Tevreden met deze oplossing, en met een opgelucht gevoel, had ze haar boodschappen inclusief wijn en port afgerekend bij de kassa.
Ze had gisteravond niet veel zin gehad om te koken. Als de kinderen bij hun vader zijn, dan vindt Pien het niet echt nodig ook. Als het haar deel van de week is om voor de kinderen te zorgen, dan zorgt ze altijd dat er wat lekkers en gezonds op tafel staat. Gisteravond heeft Pien een pizza in de oven opgewarmd en -trots op zichzelf- een glas cola ingeschonken. Voor de tv heeft ze gegeten. Er kwamen geen leuke programma’s. Nog even had ze bedacht om de berg wasgoed die er nu al dagen ligt eens te lijf te gaan, maar daar kon ze zichzelf echt niet toe zetten. En om half tien kon ze haar verlangen naar een wijntje echt niet langer weerstaan. ‘Het is ook niet erg om een wijntje te drinken. Maar twee op een avond is écht genoeg,’ zo had ze zichzelf streng toegesproken. Maar toen?
Dan weet Pien het gelukkig weer. Haar moeder had gebeld. En ze hebben heel lang zitten praten. Eerst was Pien nog een paar keer met haar telefoon en wijnglas naar de keuken gelopen om daar het glas vol te schenken, maar na een tijdje had ze de fles gemakshalve maar naast zich op de grond gezet. Maar waar het gesprek over is gegaan? Pien piekert zich suf. Als ze zich heeft gedoucht en aangekleed en een broodje heeft gegeten, voelt ze zich gelukkig iets beter. Ze ruimt de kamer een beetje op, geeft de planten water, maar ondertussen blijft ze zich maar afvragen waar het gesprek met haar moeder in hemelsnaam over is gegaan. Flarden van het gesprek komen in haar herinnering naar boven, en ze herinnert zich ineens ook, dat haar moeder had moeten huilen aan de telefoon. Wat moet ze nu doen? Ze kan moeilijk haar moeder bellen en zeggen: “Hoi mam, wil je even mijn geheugen opfrissen? Wié was er nou overleden? O, papa! Sorry, even vergeten, dat had je gezegd, ja!” Hoe moest ze er nou achterkomen waarom haar moeder zo onbedaarlijk had zitten snikken aan de telefoon?
Pien heeft er de pest in. Inwendig loopt ze te mopperen op zichzelf, maar ze weet zo gauw geen oplossing. Dan gaat de telefoon. Via de nummerherkenning ziet Pien dat het haar moeder is. Shit! Ze durft echt niet op te nemen! Het bandje van het antwoordapparaat begint te lopen. Maar haar moeder spreekt zelden iets in. Pien is al onderweg naar de keuken om de zoveelste kop sterke koffie in te schenken, als ze haar moeders stem door de kamer hoort klinken: “Hee lieve Pien, jammer dat je er niet bent, ik dacht dat je alweer terug zou zijn van de tandarts. Ik ben wel blij met ons fijne gesprek van gisteravond. Maar nog even voor de zekerheid, als Floor jou belt, wil je dan alsjeblieft niet vertellen dat ik het met jou over haar huwelijksproblemen heb gehad? Doe maar net of je van niets weet, want ik denk dat ik mijn boekje wel een beetje te buiten ben gegaan door het hier met jou over te hebben. Maar als moeder heb je er natuurlijk ook last van, als het niet goed gaat met een van je kinderen. Nou ja, dat wou ik even zeggen… Ik spreek je nog, dag!”
Een grijns breekt door op Piens gezicht. Haar moeder moest eens weten wat voor dienst ze haar dochter net heeft bewezen! En als ze op haar fiets zit richting de supermarkt, en onderweg de fles van gisteren in de glasbak gooit denkt ze vastberaden: “Nu stop ik écht!”
De volgende aflevering van deze serie lees je hier.