Die sloerie van vorige week
Een geur van haarspray en vloeibare make-up verspreidt een licht zoete geur door de ruimte. Een goedkoop parfum vult het geheel aan. Wie zijn ogen sluit, waant zich in een kapsalon. Wie zijn ogen opent, zit in een luidruchtige trein vol jongeren. Het is de laatste trein die op zaterdagavond van Wierden naar Rijssen gaat. De trein zit vol met zestien- en zeventienjarigen. Zeer schone en nette tieners, die op het punt staan om uit te gaan.
Ik doe alsof ik verdiept ben in mijn boek, zodat de jongens en meiden gewoon hun gang kunnen gaan. Het meisje in de vierzits naast me praat met haar vriendin. Ze smeert nog meer plamuur op haar effen gezicht. Ze bekijkt het resultaat in de weerspiegeling van het raam en pompt meer huidkleurige smurrie op haar vingertoppen. Intussen trekt haar vriendin een pornogezicht terwijl ze in een klein rond spiegeltje probeert te zien of ze haar wenkbrauwen goed bijtekent. Het blonde meisje met de plamuur vraagt: “Komen er nog meer wijven op het feestje?”
Een rij daarachter zitten de jongens. Ze ogen nonchalant, maar bij eenieder is te zien dat ze van tevoren uren in de badkamer bezig zijn geweest. De haren zijn nog nat en glimmen van de gel. Ze ouwehoeren met elkaar en tonen slideshows met chickies op hun mobiele telefoon. “Weet je nog die sloerie van vorige week?” Een jongen met een beugel lacht en slaat zijn vriend hard op zijn been.
De jongens en meiden zien eruit of ze alles doen om er goed uit te zien voor het andere geslacht, maar in de trein nemen zij geen notie van elkaar zolang ze in dezelfde coupé zitten. Onderweg zijn het nette jongens en onzekere meisjes. Straks zullen zij tot diep in de nacht op de dansvloer staan. De een staat er met een biertje, de ander danst met zijn tong over het gehemelte van iemand die er toevallig ook die avond is. De jongens zijn ineens het mannetje, de meiden verleiden de jongens met hun heupbeweginkjes en wijzen elkaar giechelend aan wie naar wie keek en wat dat te betekenen zou hebben.
“Weet je nog die sloerie van vorige week?” Die zin blijft bij mij hangen. Die aardige jongens met hun verhalen, die onzekere meisjes met hun getut. Het is hun ritueel in deze trein. Zou een van de meiden naast me volgende week op de slideshows van de jongens prijken? Zouden ze elkaar eigenlijk nog herkennen in het felle licht in de trein?