Het wonder met de bruine ogen
Toen mijn broertje geboren werd, was ik drieënhalf. Zoals je je kunt voorstellen, was ik niet bijster geïnteresseerd in het met slijm bedekte frommeltje dat gelukzalig in mijn moeders armen lag. Ik had meer aandacht voor de babypop die ze me gegeven hadden om me rustig te houden. Na tien minuten vond ik die echter niet meer interessant en toog ik maar weer naar de duplo, mijn eeuwige vriend. In de weken daarna werd ik geconfronteerd met het feit dat ik niet meer het enige lievelingetje van mijn ouders was. Ineens ging (meer dan) de helft van de aandacht naar dat nieuwe kindje. Erg vond ik het niet, want het bolhoofdige jongetje werd al snel mijn beste speelmaatje. Hoewel we flink wat jaren scheelden, waren we altijd heel gezellig samen. Eindelijk was er voor mij ook iemand over wie ik kon moederen en ik was niet alleen meer. Toen mijn broertje de duplo en lego ontdekte en het tot mijn grote vreugd even leuk vond als ik, waren we niet meer te stoppen. Op vakantie waren we altijd samen aan het spelen, andere vriendjes of vriendinnetjes hoefden zonodig niet van ons.
Lange tijd was het goed samen. We hadden wel eens ruzie en ik was ook wel eens heel erg gemeen tegen hem als hij mijn autoriteit niet aanvaardde – ach ja, kinderen – maar over het algemeen hielden we veel van elkaar. Een van de leukste dingen vond ik dat mijn broertje wél lego kreeg op zijn verjaardag – ik kreeg barbies, dat was 'geschikt' voor meisjes van mijn leeftijd, al vond ik er geen zak aan – en die lego deelde hij dan genereus met mij. Samen waren we hele middagen zoet met onze stad. Mijn broertje was qua gezicht gelijk aan mij; sproeten en blauwe ogen, zelfde kleur haar. We leken enorm op elkaar en iedereen vertelde dat ons ook altijd. Ik was – en ben – er trots op dat hij mijn broertje is. Maar op een dag kwamen mijn ouders met nieuws dat ons tweehoofdige pact zou ruïneren. Mijn moeder kreeg weer een kind. Een meisje.
Het verhaal dat mijn ouders ons vertelden omtrent mijn moeders zwangerschap was altijd erg grappig en voor mij een punt van fascinatie. Het schijnt dat mijn ouders samen in de auto zaten en tegelijk begonnen met praten. Mijn moeder, die schijnbaar in een toegeeflijke bui was, gaf mijn vader eerst het woord. 'Lieverd, ik heb er over nagedacht en ik denk dat ik geen kinderen meer wil. Het is prima zo met zijn viertjes, dus ik wil me laten steriliseren.' Mijn moeder schijnt hem even te hebben aangekeken en toen met een vage glimlach op haar gezicht te hebben gezegd: 'Maar eeh, ja. Ik ben zwanger.' Hoe mijn vader reageerde is ons nooit verteld, misschien omdat het een rare reactie is geweest, niet geschikt voor kinderoren. Maar misschien heeft mijn grote fantasie het te bont gemaakt.
Feit is, wij kregen een zusje. Een zusje dat absoluut niet verwacht was en door alle voorbehoedsmiddelen heen was gedrongen, maar daarom niet met minder blijdschap ontvangen. Op de enorm spannende dag van de bevalling kwam heel erg vroeg 's ochtends mijn beppe – oma voor de Nederlanders – mijn broertje en mij bezighouden zodat we niet in de weg zouden lopen. Binnen twee uur was ons vijfde gezinslid er. Mijn broertje en ik hadden een tekening gemaakt over hoe wij dachten dat ons zusje er uit zou zien; identiek aan ons. Donkerblonde haren, blauwe ogen en sproeten. Iets anders konden we immers niet bedenken? Toen we dan eindelijk het meisje te zien kregen, kwam de schok pas. Donkerbruin haar, bijna zwart, en een huid die meer donker getint was dan die van ons. Duidelijk het kindje van mijn vader. Maar waar wij het meest van schrokken, waren haar ogen. Geen blije blauwgrijze lichtjes, maar grote diepbruine poelen, omlijst door enorm lange, zwarte wimpers. Mijn vader heeft traantjes moeten wegpinken; hij had eindelijk zijn eigen bruinogige kindje.
Mijn zusje werd ontvangen met veel meer interesse dan ik bij mijn broertje had getoond. Ik mocht helpen in bad doen en zong samen met mijn moeder het 'Spetter Pieter Pater' van Herman van Veen. Traditioneel zong mijn moeder het voor mij en voor mijn broertje als we in bad gingen, en nu was mijn zusje aan de beurt. Haar korte donkere pluishaartjes groeiden uit tot enorme prachtige pijpenkrullen. Ze was een plaatje om te zien en iedereen was gek op haar. Nou, in ieder geval tot ze een van haar buien kreeg. Vooral toen ze een jaar of vier was, kreeg ze iedereen gek met haar gezeur. Ze wilde niets eten en als mijn vader haar vermanend begon toe te spreken, ging het mis. Ze heeft meerdere maaltijden op de gang doorgebracht, de straf die mijn ouders gepast vonden voor niet willen eten. Mijn zusje had veel meer temperament dan ik en mijn broertje. Als ze boos was, ontstond er een ware furie waarin wij onze schattige jongere bloedverwant niet konden herkennen. Naarmate ze ouder werd, kwamen de buien minder voor en als ze al kwamen, waren ze niet meer zo heftig.
Mijn zusje is nu tien, haar pijpekrullen zijn omgetoverd in een enorm dikke bos haar, in dezelfde kleur als de mijne. Haar bruine ogen zijn niet veranderd, nog steeds dezelfde vijvertjes van rust en blijdschap in een gezicht dat qua vorm toch redelijk identiek is aan het mijne. Vroeger snapten mensen niet dat ze mijn zusje was, en nu lijkt ze zo veel op me dat de gelijkenis niet meer te ontkennen valt, terwijl mijn broertje door de puberteit steeds meer van ons verwijderd raakt. Sinds een paar maanden woon ik op mezelf en ieder weekend dat ik thuis kom, stormt ze op me af om me te knuffelen, ze mist me enorm. Dat kan er ook mee te maken hebben dat ik haar niet meer kan beschermen tegen de plagerijen van haar oudere broer, maar ik zie er graag genegenheid en liefde in. Die voel ik overigens ook voor haar. Als ik haar op zaterdagochtend – voor andere mensen heet het middag als het 1 uur geweest is maar goed, niet voor mij op zaterdag – met 6 andere meisjes over het veld zie rennen achter een voetbal aan, barst mijn hart toch wel van trots. Want hoewel ze onverwacht was, en eigenlijk een ongelukje, is ze enorm geliefd en ze maakt ons gezin compleet. Ze is ons wonder met de bruine ogen.