De schaduwkant van de Tour

Juni 1991. Ik fietste met een groep twee weken door de Provence. Het was een georganiseerde reis met een reisleider, die de bagage vooruit bracht met zijn busje. We sliepen in tentjes. De avond voordat we een rustdag hadden, zaten we net met de hele groep aan de wijn, toen de reisleider bij ons kwam zitten. Hij vroeg, met een speels lachje om zijn mond, wie er zin had om de volgende dag de Mont Ventoux te beklimmen. We waren er niet ver vandaan en hij wilde eventuele liefhebbers wel brengen. Ik had nog nooit een echte berg beklommen, maar ik vond klimmen op zich wel leuk. Ik klim liever dan dat ik tegen de harde wind in fiets. Dus ik gaf me meteen op, samen met een amateurwielrenner, die ook in de groep aanwezig was. De anderen hadden er geen trek in.

De volgende dag vertrokken we al vroeg. We gingen de Mont Ventoux vanuit Bédoin beklimmen. Dat is de steilste klim, maar als je het doet, dan moet je het goed doen.
Er waren voor mij twee problemen. Het was 35 graden en ik was twaalf kilo zwaarder dan nu en nu ben ik nog twee kilo boven mijn ideale gewicht.
Niet lang nadat we vertrokken begon het stuk vals plat. Ik zei tegen de amateur dat we maar ieder ons eigen tempo moesten gaan en dat vond hij een goed idee. Even later was hij uit het zicht.
Daarna kwam het bos. Het frustrerende is dat het bos met de weg mee omhoog loopt en dat je daardoor bijna niet ziet dat je klimt. Maar je voelt het wel. Die dag heb ik me voorgenomen om snel te gaan afvallen. De warmte veroorzaakte nog een probleem. Ik was natuurlijk geen Contador en reed vaak niet veel sneller dan acht tot tien kilometer per uur. Vliegen kunnen dat bijhouden. Als het zo warm is en je zweet flink, dan is dat voor vliegen een feest. Maar voor mij was het een kwelling om steeds met een hand die vliegen om mijn hoofd weg te slaan tijdens de zware klim.
Er was nog iets dat me begon te irriteren. Ik had de reisleider mijn filmcamera gegeven en die lul vond het dus nodig om mij veelvuldig te filmen op mijn lijdensweg. Ik kon dan niet even rustig afstappen om bij te komen. Later, veel later, vond ik het wel prettig dat hij die film had gemaakt, maar toen kon ik hem wel vervloeken.

Uiteindelijk kwam ik het bos uit en zag daar het chalet Reynard. Ik heb daar mijn bidon opnieuw met water gevuld en me opgefrist. Natuurlijk had ik onderweg ook wel wat te drinken gehad van de reisleider, maar deze rustpauze was gewoon even nodig. Ik beging echter niet de fout die Tommy Simpson destijds maakte. Hij had cognac gedronken en daarna amfetamine genomen. Op ongeveer twee kilometer van de top reed ik langs zijn monument. Er lagen veel fietswielen en verdorde bloemen bij. Ik heb er even bij stil gestaan. Niet echt voor Tommy, maar meer omdat het daar weer zo verschrikkelijk steil was en warm. Ik was dus verstandiger dan Tommy, want die was nog voor de eindstreep al dik over de streep gegaan. Hij was de eerste dopingdode van de Tour.
Eindelijk kwam ik boven. De amateurwielrenner zag er fris uit en stond op me te wachten. Hij was al een uur boven. Ik had er bijna drie uur over gedaan. We hebben boven wat gedronken en daarna kwam die heerlijke afdaling. Het is bijna lekkerder dan klaarkomen als je na zo’n zware klim mag dalen. En beneden smaakte het bier extra goed.

Inmiddels heb ik veel meer bergen in de benen. Verleden jaar heb ik de Mont Ventoux weer beklommen tijdens een fietsvakantie met mijn vrouw. We fietsten in drie weken van het Meer van Genève langs de Rhône naar de Middellandse Zee en kwamen weer in de buurt van de berg van de wind. Ik kon het niet laten om even een uitstapje te maken. Ik was drie kwartier sneller dan in 1991. Het is mijn lievelingsberg geworden. In Thailand en Sulawesi heb ik nog wel steilere en langere klims gedaan, maar de Mont Ventoux was mijn eerste echte beklimming.
En hij is gelukkig weer opgenomen in het Tourschema van dit jaar. Nota bene de dag voor Parijs. Maar de Mont Ventoux bewaart ook de schaduwkant van de Tour. De dood van Simpson toonde die kant van de Tour aan de wereld. Doping. Maar er is meer schaduw in het verleden van de Tour

“Papa, gaan we kijken? De Tourkaravaan komt straks langs. Ik wil vooraan staan, want anders zijn de beste spulletjes al weg.” Melvin Pompele komt enthousiast de huiskamer in gerend. Papa verslikt zich bijna in zijn croissantje met frambozenjam.
“Natuurlijk, Melvin. Dat weet je toch? Daarom heb ik vandaag vrij genomen. Dan kunnen we samen kijken.”
Niet veel later staan ze samen te wachten op de Tourkaravaan. Het is niet erg druk. Retgon is een dorpje en er zijn niet veel mensen op de been voor de Tour. Melvin zal dus vrij spel hebben met het vangen en rapen van de snoepjes, petjes, ballonnen en wat er nog meer vanaf de wagens naar hem toe wordt gegooid. Opgewonden roept hij naar zijn vader: ‘Ze komen, ze komen!’, als de eerste wagens naderen. Er wordt weer rijkelijk met van alles gestrooid en Melvin is al druk aan het verzamelen. Als hij zijn handen vol heeft met het verzamelde snoep, gooit hij dat in een plastic zak, die zijn vader voor hem open houdt. Maar net op het moment dat hij weer verder wil gaan met rapen, ziet hij aan de overkant zijn opa en oma. Hij is gek op zijn grootouders en wil er zo snel mogelijk naar toe. Hij rent naar de overkant, maar verder dan de helft van de weg komt hij niet. Een wagen van Haribo, de snoepfabrikant, rijdt hem aan. De dokter van de reclamekaravaan en de ambulance zijn snel ter plekke en men probeert hem te reanimeren. Hij wordt met een helikopter naar het ziekenhuis in Bordeaux vervoerd, maar het mag niet baten.
Onbegrijpelijk Haribo werd voor de ouders een onbegrijpelijk stukje tragiek.

 

Morgen gaat de Tour de France weer van start. In Monaco dit keer. Ik ben vanaf mijn zesde jaar al een groot fan van dit sportevenement. Maar ik heb net ook de keerzijde van medaille vermeld: de commercie.
Melvin Pompele en Tom Simpson zijn eigenlijk allebei slachtoffers van de commercie. Het gevaar van de reclamekaravaan is al heel lang bekend. Snoep strooien naar kinderen levert gevaarlijke situaties op. Bovendien rijden de wagens vrij hard. Melvin was al het derde kind dat overleed als gevolg van een ongeluk in de Tour. Sinds 2001 moeten de petjes en pakjes snoep van hand tot hand gaan. Er mag niet meer worden gestrooid, maar niemand houdt zich daar aan. Het gekke is, dat het grote publiek zich de overwinning van Michael Boogerd op La Plagne in dezelfde Tour nog wel herinnert en de dood van Melvin niet.

Ook de doping is sinds Simpson niet uitgebannen. Integendeel. Simpson had amfetamine genomen en daar ga je geen trap harder van. Amfetamine is alleen maar een pepmiddel. Je wordt er roekeloos van. De doping van nu is vele malen erger. Maar ook dat is te wijten aan de commercie. Er wordt steeds meer van renners gevraagd. Alle instanties doen daaraan mee. De UCI en ASO geilen met die commercie en creëren zo een overvol programma voor de renners. De sponsors eisen dat de renners zich in al die wedstrijden tonen. Mensen willen op televisie spektakel zien en geen saaie ritten. Je kunt nog zoveel aan dopingpreventie doen; renners zullen altijd weer zondigen omdat ze min of meer worden opgejaagd. Je kunt niet een zware Tour rijden op een broodje pindakaas. En ook al is de medische zorg nog zo goed, het is bijna niet te doen om drie weken lang ieder dag een zware inspanning te leveren zoals in de Tour. Op een gewone manier herstellen is vrijwel onmogelijk. Als men echt doping wil aanpakken, dan moeten de etappes minder lang en minder zwaar worden. Alleen op die manier kun je garanderen dat er ook spektakel wordt geboden zonder doping. Maar daar hebben blijkbaar alleen de renners maar baat bij. De controles worden steeds uitgebreider, maar de dopingzondaars vinden altijd weer nieuwe wegen. EPO is op te sporen. Het wachten is op gendoping.

Toch ga ik weer kijken en ik verheug me nu al op de strijd tussen aanvaller Contador en klever Evans. En wat gaat die ouwe lul uit de States doen? En onze eigen Robert Gesink? Gaat Sastre weer uitpakken? Gaat er eindelijk weer eens een Nederlander een etappe winnen of moeten ze alleen maar knechten?
We zullen het de komende weken te weten komen. En doping? Ik hoop natuurlijk dat het een mooie en schone Tour gaat worden.
Mijn moeder zei wel eens: ‘Zalig zijn de eenvoudigen van geest’.