Een lief kaartje

Tsja, daar staan we dan met ons goeie gedrag. Het enige dat we kunnen doen is er op ons paasbest uitzien en afwachten wat er gaat komen. Dat doen we dan ook. Er zit niets anders op. Ons hele leven staat in het teken van ons dienstbaar opstellen. Of we willen of niet. Veel keus is ons niet gegeven.

Niet dat ik veel te klagen heb, hoor. Ik krijg aandacht genoeg. Dat komt vast omdat ik er zo aantrekkelijk uitzie. Sommigen hebben dat geluk nu eenmaal. Ik hoef er niet veel voor te doen. Natuurlijke schoonheid, noem het maar zo.
Ik krijg een hoop bekijks. Allerlei mensen zijn geïnteresseerd en bekijken mij met nieuwgierige blik. Het zijn trouwens overwegend jonge mensen van wie ik de aandacht krijg. Leuke meisjes, alleen of met z'n tweetjes. Giechelend of luid lachend. Meisjes met een verliefde blik in hun mooie ogen. Tuurlijk, je hebt er wel eens een lelijke trol bij zitten, maar zelfs die glimlacht leuk als ze mij ziet. Jongens zijn er ook. Sommigen zijn stoer, meestal als ze met meer zijn, maar je hebt ook van die aandoenlijk verlegen puistenkoppies.

Kijk daar! Daar heb je een mooi voorbeeld! Twee meisjes en een jongen komen bij ons staan. In de winkelstraat regent het, dus ze komen waarschijnlijk gewoon even binnen schuilen. Hoe oud zullen ze zijn? Die jongen is een jaar of zestien. Bij meisjes is de leeftijd tegenwoordig moeilijker in te schatten. Op hun tiende hebben ze al een string boven de spijkerbroek uit en op hun vijftiende een volgeplamuurd gezicht waarin al volop de putten te vinden zijn. "Rembrandt gebruikte voor de 'Nachtwacht' minder verf," denk ik wel eens. Best wel zonde, want er zitten vaak echte schoonheidjes tussen. En die grietjes zien er allemaal hetzelfde uit. Deze twee ook weer. Het lijkt wel een tweeling. Allebei het haar in een paardenstaart, glimmende lippenstift op en een korte zwarte jas aan met een capuchon voorzien van nepbontkraag. Ze komen op ons af. Eén van de meisjes pakt gierend van uitbundigheid mijn buurman beet.
"Hee Esmée, moet je kijken!" roept ze. "Deze is vet!"
Het andere meisje komt erbij staan, de jongen in haar kielzog meeslepend. Ze kijken allemaal naar mijn collega. Zie eens hoe enthousiast ze allemaal zijn!

Er zitten ook wel nadelen aan mijn vak. Zo zit die plastic jas nogal krap en niet echt prettig. We weten nooit precies wanneer hij uit mag. En niet iedereen die ons ziet is zo vrolijk. Voorbijgangers mopperen wel eens. Ze zien mij en de anderen en dan krijgen we een hele verhandeling te horen.  Vercommercialisering hier en veramerikanisering daar. Ergens hebben ze wel een beetje gelijk.
Valentijnsdag is toch ooit anders begonnen als dat het nu is. Het was de dag dat je als vrijgezel een kaart stuurde naar degene die je in stilte beminde. Kon je eindelijk eens laten weten hoeveel je hem of haar liefhad. Op een veilige manier. Anoniem, dus zonder je naam eronder te zetten. Als je slim was, zette je wél een hint erbij, zodat de geadresseerde zou raden uit welke hoek de kaart kwam. Zo ging dat. In Engeland en later ook in de Verenigde Staten van Amerika.

Dat de dag voor het uiten van je stille liefde steeds commerciëler werd, komt waarschijnlijk wél door de invloed vanuit de VS. Het idee veranderde. Tegenwoordig is Valentijnsdag het moment dat je tegen je vaste partner nog eens zegt hoeveel je van hem of haar houdt. Raar eigenlijk. Dat zou je toch iedere dag moeten doen?
Maar ik klaag niet. Dankzij de ontwikkeling is er veel aandacht voor mij en mijn soortgenoten. En het idee dat veel mensen weer even superverliefd zijn is een mooie gedachte. Of het nou Valentijnsdag is of niet.

"Anouk! Deze hier is nog véél vetter!" roept het andere meisje. Geloof het of niet: ze pakt mij beet! En nog liefdevol ook. Zachtjes glijden haar handjes over mijn jasje. Je zou het er warm van krijgen.
"Laat eens zien," zegt Anouk. Ruw trekt ze mij uit de handen van Esmée. "Nah, ik vond die andere cooler." Hardhandig drukt ze me weer terug op mijn plaats.
De meisjes lopen door, maar de jongen is blijven staan. Hij kijkt om zich heen. Alsof hij wacht tot de meisjes verdwenen zijn. Dan keert hij zich naar mij. Voorzichtig pakt hij mij beet.
Hij kiest mij!

Ik mag met hem mee naar huis. Daar trekt hij mijn strakke plastic jas uit. Ik krijg een mooie boodschap mee en hij pakt mij goed in. Alles wordt donker. Hij neemt me ergens mee naar toe. Ik val en blijf een tijdje liggen. Dan word ik weer opgepakt. Ik maak een lange reis.
Onderweg vraag ik me van alles af. Naar wie ga ik toe? De jongen leek me een jaar of zestien. Wie is het meisje van zijn dromen? Eén van de twee meisjes met wie hij was? Of iemand uit de klas of uit zijn straat? Misschien is het wel iemand die hij alleen maar kent van msn. Zou het een lange blonde klassieke schone zijn? Zo eentje met blauwe ogen, sproetjes en smalle heupen? Of een klein mollig donker meidje met zwarte krullen, bruine ogen en bolle borsten?
Zal het meisje blij zijn om mij te ontvangen? Hoe hoog zal haar gilletje van blijdschap en verrassing zijn? Zal ze haar heerlijke lippen op mij drukken als ze mij ziet? Ik hoop het maar. Het idee maakt me opgewonden.
Hoe verder ik word vervoerd, hoe nieuwsgieriger ik word. Ik kan bijna niet wachten.

De volgende morgen is het 14 februari. Valentijnsdag. De reis duurt voort. Ik word heen en weer geschud, gegooid en val uiteindelijk op een zacht bedje, zo lijkt het. Daar blijf ik stil liggen. Het duurt even, maar dan word ik opgepakt. Even later wordt het weer licht. Het grote moment is aangebroken.
Ik schrik. Twee grote behaarde handen pakken me beet. Krijg nou wat! Niks geen mooi meisje, maar een dikke gladjakker van een ouwe kerel met een vals gebit. Hij leest de boodschap.

"Dag geile beer van me. Vanavond kom ik weer bij je en dan mag jij jouw hardhete stang weer van achteren in mij steken. Je slet."
Ik word niet goed. Dat heb ik weer. Het leven van een valentijnskaart gaat bepaald niet over rozen.


Apeldoorn, 14 februari 2009