Het jaarlijkse masochisme

Het blijft een fascinerend wezen: de westerse mens. Het ene moment kijkt hij hoofdschuddend naar zijn soortgenoten aan de andere kant van de wereld die noodgedwongen - op de vlucht voor honger, natuurgeweld of gecultiveerd geweld - in primitieve kampementen bivakkeren. Wonen in tenten; dat is de ultieme armoede. Op het andere moment staat hij met de hele familie - vol bepakt en zwaar beladen - klaar om een lange reis naar zuidelijk Frankrijk te aanvaarden om daar twee, drie, soms vier weken in de meest primitieve omstandigheden op een grasveldje onder een stuk doek op palen te gaan wonen. Kamperen noemen we dat en wij Hollanders doen het massaal.

Een wonderlijk fenomeen, anders kan ik het niet omschrijven. Want wat drijft de mens ertoe om gemiddeld een maand per jaar - opgeteld en omgerekend toch al gauw bijna een tiende van een mensenleven - alle luxe waarvoor we zo hard werken en sparen vaarwel te zeggen, juist op het moment waarop we alle tijd hebben om van die moeizaam opgebouwde luxe te genieten. We werken in het zweet ons aanschijns, we voeren vervelende salarisgesprekken en soms gaan we zelfs de straat op voor een paar tientjes salarisverhoging. Dat doen we niet voor brood op de plank, dat doen we niet voor kleren aan ons lijf, dat doen we zelfs niet voor een telefoonaansluiting, een nieuwe koelkast of een bescheiden automobiel. Dat zijn in ons deel van de wereld vanzelfsprekende goederen, eerste levensbehoeften bijna.

Nee, dat doen we om een knoepert van een flatscreen aan onze muur te kunnen hangen, dat doen we voor een tweede auto, dat doen we voor die hypermoderne DVD-speler en natuurlijk voor die luxe keuken met zespitskookeiland. Én voor de vakantie. Die maand in het jaar waarop we blijkbaar maar wat blij zijn om even weg te zijn van flatscreen en kookeiland. Die heerlijke maand in het jaar dat we slapen op ongemakkelijke luchtbedden in koude en vochtige slaapzakken, dat we proberen een fatsoenlijke maaltijd in elkaar te zetten op twee beroerd brandende gaspitjes, dat we voor een paar euro in een smerige douche twee minuten warm water hebben, dat we voor iedere liter water tientallen meters moeten lopen, dat we onze behoefte moeten doen op een toilet dat we met honderden anderen moeten delen (wat er vaak ook wel aan af te zien en te ruiken is) en waarvoor we ook nog de vernedering moeten ondergaan om - zichtbaar voor alles en iedereen - de eigen rol mee te nemen, dat we plichtmatige gesprekjes moeten voeren met zich (ook) vervelende campinggasten, dat we wakker worden met dikke armen van de muggenbeten...Kortom, die maand in het jaar dat we ons onverklaarbaar masochistisch gedragen.

In eerste instantie zouden we de verklaring natuurlijk precies in de tegenstelling zelf kunnen zoeken. De mens wordt knettergek en bloednerveus van alle luxe die hij heeft en zelfs zo graag wil. Hij is het contact met de natuur en met een natuurlijk leven volledig kwijt geraakt en probeert dat te compenseren door die natuur die ene maand per jaar op te zoeken. Totdat je gaat kijken hoe de moderne mens tegenwoordig écht kampeert. Want dat heeft met een primitief leven niet veel meer te maken. Een beetje tent wordt uitgerust met televisie, DVD-speler, gasfornuis, magnetron, luxe stretchers en soms zelfs met koelkast en diepvriezer. Zo bezien bouwt de mens zijn luxe leven van thuis gewoon na, daar op dat veldje onder een stuk doek op palen in Zuid-Frankrijk.

Gaat het misschien om kosten dan? Kamperen wij zuinige Hollanders om de toch al dure vakantie nog enigszins betaalbaar te houden? Ook die verklaring lijkt niet op te gaan. Een béétje camping is tegenwoordig van alle gemakken voorzien - veel en schone douches en toiletten, restaurant, winkels, speelhal, sportcentrum, tennisbanen, tropisch zwemparadijs - en de prijs per nacht is daar dan ook naar. Een pension of Bed & Breakfast is niet veel duurder, soms zelfs goedkoper.

Ik weet het niet. Maar er is zoveel in het gedrag van dat fascinerende wezen dat ik niet begrijp (waarom staan we vrijwillig in de file, waarom kijken we naar klus- en 'makeover' programma's, waarom richten we ons leven in naar geloofsovertuigingen waarvoor nooit een spoortje bewijs is gevonden, waarom eten we hier wel koeien maar geen honden of katten) dat dit merkwaardige verlangen naar een ongemakkelijk leven er ook nog wel bij kan. Bovendien; ook ik ben deze zomer weer te vinden op zo'n veldje, onder een stuk doek op palen, verstoken van alles wat mijn leven hier in Nederland zo aangenaam maakt. God mag weten waarom, maar ik vind het heerlijk!