[D-Day 65 jaar] de sprong in het duister
Als voorbereiding op de landing van de troepen vanuit zee op de vijf aangewezen landingsstranden werden er kort na middernacht op verschillende plaatsen troepen vanuit de lucht gedropt. Manschappen van de Britse 6th Airborne Division kwamen met parachutes en zweefvliegtuigen ten oosten van de rivier de Orne en het kanaal van Caen aan de grond. De Amerikaanse paratroopers van de 82nd en 101st Airborne Divisions landden ten noorden en noordwesten van Carentan op het schiereiland Cotentin. De luchtlandingstroepen moesten de flanken van het bruggenhoofd aan de kust beschermen, Duitse batterijen uitschakelen en wegen innemen.
Malcolm D. Brannen was luitenant in het 508th Parachute Infantry Regiment van de 82nd Airborne Division. Hieronder volgt een passage uit zijn memoires waarin hij zijn landing op Normandië beschrijft:
“Het Kanaal was prachtig met de weerspiegelende maan erop die het wel van zilver deed lijken. Het deed me sterk denken aan de weerspiegeling zoals ik die kende van de Atlantische kust thuis. Maar het zag er tevens kil en zeer ongastvrij uit. Tegen deze tijd waren de sigaretten gedoofd en geen enkel licht scheen er in de binnenkant van het vliegtuig. We kwamen binnen zichtbereik en een enkel lichtje zou onze formatie kunnen verraden en wellicht de gehele operatie in gevaar brengen.
'LETS GO!’ Het groene licht floepte aan, er was precies nog een smal spleetje van het lampje te zien dat met tape was afgeplakt voor vertrek om niet teveel licht in het vliegtuig te laten schijnen. Het nam maar een paar seconden om door de deur te springen en eenmaal buiten, voelde ik de verschrikkelijke, maar toch zeer welkome ruk toen de parachute zich boven me ontvouwde in de nachtlucht. Daarna keek ik omhoog naar het zich snel verwijderende vliegtuig en ik zag twee chutes boven me die zeiden dat de twee man achter me in de ‘stick’ zich ook in de lucht bevonden en op me toe dreven. Zij hadden evenals de 15 man vóór mij de sprong gewaagd en ons vliegtuig had zich daarmee goed gehouden aan de norm voor de invasie in Normandië, ik hoopte maar dat we van alle andere vliegtuigen hetzelfde konden zeggen.
Ik zag lichtspoormunitie van allerlei kleuren op ons afkomen. Ik was niet zo bevreesd voor degene die ik kon waarnemen, ik was banger voor diegenen die ertussen zaten en die ik niet kon zien. En ik vroeg me af of er een bij was die mijn naam erop had staan. Ik landde zonder geraakt te zijn, maar ik hoorde later dat nummer 15, Burke door zijn pols was geschoten terwijl hij zich aan zijn lijnen boven zich vasthield. Ik kon lichtspoor door de schermen van de mannen boven mij zien gaan, de twee die na mij de ‘Pagliacci’ hadden verlaten en bad voor ze dat konden landen zonder zelf geraakt te worden. Later vernam ik dat ze behouden op de grond terecht waren gekomen, evenals alle anderen, behalve Cpl. Burke dan. Hij werd verzorgd en sloot zich naderhand weer bij ons aan.
Terwijl ik afdaalde, probeerde ik me uit alle macht om te draaien zodat ik niet ruggelings zou landen. Ik kon mezelf niet gedraaid krijgen. Ondanks al mijn inspanningen draaide ik telkens weer terug op mijn rug. Ik zag de vliegtuigen wegvliegen tussen het afweergeschut en ik zag het mitrailleursnest op de grond dat een stroom van lichtspoor door de lucht zond en ik realiseerde me onmiddellijk dat ik moest zorgen daar niet middenin te landen. Ik was zo’n 80 meter boven de grond toen ik sprong als nr 16 in een stick van 18 man. Toen was het: ‘SWISH’ en suisde ik door de kruin van een appelboom!!! Ik raakte de grond niet, ik bleef hangen in die appelboom, en bleef ongeveer op 30 cm van de grond bungelen. Ik kreeg geen klap van de landing doordat ik in de boom was terecht gekomen. Ik kon mezelf maar niet bevrijden van de parachute hoe ik ook worstelde. Ik trok mijn vechtmes en begon aan mijn besturingslijnen en aan de kruisbanden te snijden. Dat bleek niet erg op te schieten. Ik hing met mijn hele gewicht in de been- en borstriemen die daardoor strak tegen me aangesnoerd zaten en ik had zelfs moeite om met mijn mes eronder te komen. Iets anders dat het me moeilijk maakte om me los te wurmen was het feit dat er telkens weer iemand langs mijn boom kwam rennen en dat het onmogelijk was om hen te zien en om te zien van welke kant ze waren. Dus zodra ik iemand hoorde naderen, hield ik op met mijn geworstel. Als ik dat niet deed, veronderstelde ik dat ik van de regen in de drup zou raken en als ze voorbij waren, begon ik opnieuw.
Eindelijk verschoven mijn besturingslijnen zodanig dat ik die laatste centimeters tot op de vaste bodem gleed. Ik viel in een dicht bosje heide met brandnetels en terwijl ik daar lag, zwaaide ik woest met mijn vlijmscherp vechtmes om me heen maar toch brandde het overal op mijn handen en in mijn gezicht. Maar dat was altijd nog beter dan een van die gloeiende bonen van een van die Moffen machinegeweren die overal om ons heen uitgebraakt werden, in mijn lijf te krijgen. Die zouden zeker mijn kant uitkomen als ze mij in de gaten zouden krijgen. Er bevond zich een mitrailleursnest op zo’n honderd meter van me af, dat mijn hele zicht bestreek van het Noorden tot aan het Westen.”
Lees het complete verslag op Go2War2.nl. Daarin beschrijft Brannen o.a. hoe hij de Duitse luitenant-generaal Wilhelm Falley doodschoot. Het was de eerste Duitse generaal die sneuvelde tijdens de strijd in Normandië.