Suikerconsumptie op jonge leeftijd blijkt echt schadelijk
In 1953 kwam er in het Verenigd Koninkrijk een einde aan de rantsoenering van suiker, die sinds de Tweede Wereldoorlog van kracht was. Toen suiker en snoep weer vrij verkrijgbaar werden, verdubbelde de suikerconsumptie van de ene op de andere dag. Dit lijkt nu niet zonder gevolgen te zijn gebleven. Uit een nieuwe studie, gepubliceerd in Science, blijkt dat de blootstelling aan beperkte hoeveelheden suiker in de vroege levensjaren een positief effect heeft op de gezondheid op latere leeftijd. Mensen die geboren zijn tijdens de periode van rantsoenering hebben een lager risico op diabetes type 2 en hoge bloeddruk vergeleken met degenen die na de afschaffing van de rantsoenering zijn geboren.
Onderzoekers maakten gebruik van gegevens uit de UK Biobank en analyseerden de gezondheid van 60.183 Britten die tussen oktober 1951 en maart 1956 zijn geboren. Door deze groep te splitsen in mensen die tijdens de rantsoenering van suiker verwekt en geboren zijn en zij die na de afschaffing van de rantsoenering in 1953 het levenslicht zagen, werd duidelijk dat suikerconsumptie in de vroege levensfase een substantiële invloed heeft op de kans op gezondheidsproblemen op latere leeftijd.
Omdat de consumptie van andere producten, zoals boter, in beide groepen nauwelijks veranderde en het aantal gevallen van andere ziekten vergelijkbaar bleef, konden de onderzoekers met overtuiging vaststellen dat de toename in diabetes en hoge bloeddruk vooral te wijten was aan de hogere suikerinname bij zwangere vrouwen en jonge kinderen na 1953.
De resultaten tonen aan dat de eerste duizend dagen, vanaf conceptie tot ongeveer twee jaar oud, een kritieke periode vormen waarin de voeding invloed heeft op het verdere leven. Zelfs de suikerconsumptie van de moeder van het dan nog ongeboren kind is hier dus al van invloed op.
Uit de gegevens bleek dat mensen die tijdens de suikerrantsoenering in hun eerste levensjaren waren, een 35 procent lagere kans op diabetes type 2 hadden en een 20 procent lager risico op een te hoge bloeddruk. Vooral de eerste levensmaanden lijken cruciaal: baby’s die op een leeftijd tussen de zes en twaalf maanden weinig suiker kregen, bleken significant beter beschermd. De onderzoekers zien dit effect als een resultaat van de beperkte suikerblootstelling in deze cruciale periode, die niet alleen fysieke ontwikkeling maar ook voedselvoorkeuren en de stofwisseling beïnvloedt.
Volgens endocrinoloog Tannaz Moin van de Universiteit van Californië in Los Angeles benadrukt de studie de waarde van natuurlijke experimenten. "De resultaten tonen hoe voedselconsumptie in de eerste duizend dagen de gezondheid decennia later beïnvloedt," aldus Moin. Door te kijken naar een samenleving die te maken had met drastische voedingsrestricties, werd het mogelijk een quasi-experiment te realiseren, iets dat in de moderne samenleving moeilijk uitvoerbaar is vanwege ethische en praktische bezwaren.
Econoom Tadeja Gracner, verbonden aan de Universiteit van Zuid-Californië, benadrukt de rol van beleid bij het vormen van een gezond voedselaanbod. Het suikergebruik in het Verenigd Koninkrijk verdubbelde direct na de afschaffing van de rantsoenering, waarbij vooral kinderen meer suiker gingen consumeren. Dit leidde niet alleen tot veranderingen in de gezondheid, maar mogelijk ook in smaakvoorkeuren. Kinderen die vroeg aan suiker gewend raken, hebben vaak als volwassenen een voorkeur voor zoete voedingsmiddelen, wat leidt tot een hogere suikerinname.
In Nederland werd eerder al onderzoek gedaan naar de impact van voedselrestricties tijdens de Hongerwinter van 1944-’45, waaruit bleek dat ondervoeding in de baarmoeder leidde tot verhoogde gezondheidsrisico’s. “Te weinig bouwstenen hebben een negatief effect, maar een overschot aan suiker dus ook,” stelt Tessa Roseboom, hoogleraar vroege ontwikkeling en gezondheid aan het Amsterdam UMC.
Roseboom benadrukt dat overheidsbeleid cruciaal is in de bescherming van jonge kinderen. "Kinderen hebben zelf geen keuze over wat ze eten in hun eerste duizend dagen," zegt ze, verwijzend naar het kinderrechtenverdrag, dat stelt dat het belang van het kind altijd voorop moet staan in beleidsbeslissingen. Ze pleit dan ook voor maatregelen zoals een suikertaks of strengere regels rond marketing van suikerhoudende producten voor kinderen.
De bevindingen in de studie suggereren dat er beleidsmatig nog veel te winnen valt op het gebied van suikerconsumptie. Gracner wijst erop dat het huidige voedselaanbod het voor ouders moeilijk maakt om binnen de aanbevolen voedingsrichtlijnen te blijven. Een suikertaks, bewustwordingscampagnes en strengere regels rondom voedselreclame voor kinderen zouden volgens de onderzoekers kunnen bijdragen aan gezondere keuzes, zowel voor ouders als voor kinderen.