Joran wacht 'hel op aarde'
Nu Joran van der Sloot na zijn arrestatie vandaag aan Peru wordt uitgeleverd, is zijn luxueuze leventje voorgoed voorbij. Want in tegenstelling tot Nederlandse gevangenissen, is de bajes in Peru de hel op Aarde. Tot die conclusie komt de twintigjarige Jasper Bloemendal uit het Twentse Enter.
Ondanks zijn jonge leeftijd heeft de Tukker een speciale stichting opgericht voor Nederlandse gevangenen in Peru, met de originele naam 'Nederlandse Gevangenen in Peru'. De stichting is door hem in het leven geroepen om de schrijnende toestanden in de gevangenis aldaar aan de kaak te stellen, en het leven van 'onze' gevangenen iets draaglijker te maken. De cellen in Peru kun je volgens hem het beste vergelijken met een middeleeuwse kerker.
"Het is hier voor Nederlanders de hel op aarde. Erger kan gewoon niet. Gevangenen lopen hier in de bajes rond met messen van dertig centimeter. Overvol, de hitte, de misselijkmakende stank", vertelt Jasper. Twee weken geleden kwam hij terug van een zoveelste bezoek aan de Peruaanse gevangenissen. "Ik kan melden dat de gevangenissen nu nog voller zitten dan een halfjaar geleden."
De jonge Tukker voorziet de Nederlandse gevangenen van de eerste levensbehoeften. Hij geeft ze een tandenborstel, pen en papier, flessen water, zeep en een bord soep met Kerst. Of zelfs nieuwe kleren. Want schuldig of niet, Jasper oordeelt niet. "Want dit wens je je ergste vijand niet toe. Ze hebben daar nul komma niks, op de kleren na waarin ze ooit zijn gearresteerd. Sommigen lopen al jaren in dezelfde lompen."
De straffen in het Zuid-Amerikaanse land zijn niet mild. Word je betrapt met slechts een paar gram drugs, dan mag je acht tot 25 jaar wegrotten in gevangenissen met klinkende namen als Sarita Colinia of de Lurigancho-gevangenis. Je straf uitzitten in Nederland zit er niet in, want Peru levert geen gevangenen uit aan ons land.
"Wat je daarbinnen ziet, is onbeschrijflijk. Erger kan gewoon niet. In Callao zitten vierduizend man in een bunker gepropt, die is gebouwd voor achthonderd man. Er is één bewaker op honderd man. De gedetineerden zijn er de baas. Er wordt gemoord, verkracht, geïntimideerd. De gestraften vrezen voor hun leven. Bewakers zijn corrupt en agressief. Er is geen enkele privacy. Gevangenen proberen met z’n tweeën op een eenpersoons dun matje op de vuile betonvloer ’s nachts nog iets te slapen, maar het gekrijs en gehuil van de medegevangenen gaat door merg en been."
"Overal liggen gevangenen: op de eettafels, in de vensterbanken, op elke traptrede, tussen de afvaltonnen en de rottende uitwerpselen. De hitte en de stank zijn ondraaglijk. Het eten is te goor om aan te raken. Velen hebben ziektes, open wonden, continu diarree. Het is mensonterend wat ik heb gezien. Nederlandse gevangenen huilden en smeekten om hulp. Bezoek krijgen ze nooit. Hun families hebben hen laten vallen. Ze zijn eenzaam. Ik gaf ze twintig kilo drop. Ze stortten zich erbovenop", besluit hij.