'Richt beleid op Antillianen na 1995'
De aanpak van Antilliaanse probleemgroepen moet worden gericht op Antilliaanse Nederlanders die na 1995 naar Nederland zijn gekomen. Dat is de belangrijkste aanbeveling die de Taskforce Antilliaanse Nederlanders vandaag deed aan het kabinet. Ook is meer geld nodig.
Sinds 1995 is er sprake van een grote instroom van vooral kansarme Antilliaanse Nederlanders, stelt de voorzitter van de taskforce Hans Andersson. "Toen is er een trendbreuk ontstaan in het migratiemotief. In plaats van een opleidingsmotief, is er sinds die tijd ook sprake van een grote instroom van vooral kansarme Antilliaanse Nederlanders, met name nauwelijks opgeleide jongeren afkomstig uit Curaçao, met als motief een sociaal economische vlucht of 'het zoeken van geluk in Nederland'."
Het kabinet moet in zes grote steden -Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Tilburg, Almere en Dordrecht- meerjarige programma's opzetten om deze probleemjongeren aan te pakken. In deze steden wonen ongeveer 21 duizend Antillianen uit deze doelgroep na '95.
De taskforce lanceert een aantal praktische voorstellen om deze Antillianen 'te vinden en binden'. Door een persoons- en groepsgerichte aanpak moeten worden geprobeerd deze groep op school te houden, en tegelijkertijd moeten de gezinsproblemen worden opgelost. Ook moet alles erop gericht zijn deze groep aan het werk te krijgen, al dan niet met justitiële 'drang- en dwangtrajecten.'
Voor de nieuwkomers in Nederland, ongeveer vijfduizend per jaar, moet ook speciale aandacht zijn, evenals voor alleenstaande moeders, risicojongeren en ex-gedetineerden.
Voor al deze maatregelen is extra geld nodig: tot 2017 negen miljoen euro structureel per jaar, in plaats van de huidige vijf miljoen. Hiervan gaat tachtig procent naar de zes gemeenten waar de programma's moeten worden opgezet.