Puttense moordzaak proces weer gestart

Vandaag zette het gerechtshof in Leeuwarden het herzieningproces rond de beruchte Puttense moordzaak voort. Ook het hernieuwde onderzoek heeft geen doorbraak opgeleverd. Het Openbaar Ministerie had opdracht gegeven om een aantal sporen te onderzoeken aan de hand van de nieuwste technieken, maar dit heeft geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd.
De twee hoofdverdachten (Wilco Viets en Herman Du Bois) werden in 1995 tot tien jaar cel veroordeeld. Na zeven jaar zat hun straf erop. Maar gaandeweg was grote twijfel ontstaan of de twee mannen daadwerkelijk schuldig waren. Vorig jaar werd besloten om de zaak te heropenen.

Zo was er onduidelijkheid over bloedsporen op de (onder-)kleding van het slachtoffer. Deze sporen blijken deels van het slachtoffer zelf afkomstig te zijn en deels van de tot dusver onbekend gebleven afzender van het sperma dat op haar lichaam is gevonden.

Een schaamhaar, gevonden op de trui van het slachtoffer, is nader bestudeerd. Het is niet uitgesloten dat deze van de veroordeelde Viets afkomstig is. Een "onbekend aantal andere personen" kan echter ook de eigenaar van het haar zijn geweest.

Onderzoek naar vezels, gevonden op een broek van Du Bois, hebben aangetoond dat er geen verband bestaat tussen die vezels en vezels afkomstig uit het huis waar het slachtoffer werd vermoord.


Getuige komt weer terug op verklaring

Opmerkelijk is dat getuige Willem Bettink, die aanvankelijk beweerde in 1994 ooggetuige te zijn geweest van de verkrachting van én de moord op de 23-jarige Christel Ambrosius, opnieuw een verklaring heeft herroepen. Een paar weken terug trok hij zijn belastende verklaringen in, omdat ze onder druk van de recherche tot stand zouden zijn gekomen. Maar tijdens een recent (besloten) verhoor zei hij te hebben gelogen toen hij zijn getuigeverklaring introk.

De getuige was kwam jaren geleden ook al op zijn getuigenis terug. Tijdens de eerste rechtszaak zei hij het te hebben gezien. Maar tijdens een wandeling, in een gesprek met misdaadjournalist Peter R. de Vries dat gefilmd werd, zei hij dat hij het verhaal verzonnen had. En tijdens het hoger beroep indertijd herriep hij die verklaring van de tv weer.