Dodelijke date 44
Hier lees je de vorige delen...
Dagenlang wist ik niet waar ik precies was. Ik zag mensen in witte doktersjassen naast mijn bed staan. Ze behandelden mij met de meeste zorg. Ik voelde mij vreemd omdat ik voor het eerst in lange tijd met respect behandeld werd en aangesproken werd alsof ze mij zagen als een gelijke, terwijl voorheen zo duidelijk was dat ik de ontvoerde was, de gevangene waar je nooit wist wie je de eerste klappen zou geven, of erger: wie je zou verkrachten. Ik had veel tijd om na te denken. Ze gaven mij alle rust en ik vroeg mij af wat ik zou aantreffen in de bunker. Zou mijn project nog bestaan? Mijn kamer, alle medicijnen, zou alles er nog zijn? Ik vroeg het mij af. Of was Fabio Cambino gewoon een tweede Jochem?
Het was laat in de middag. Ik lag te wachten op mijn eten, ik had er trek in. Er kwam een mooie vrouw mijn kamer binnen. Ik had geen zin in vreemde bezoekers, het bracht meestal problemen.
‘Dag Martha. Ik ben Ernesta Cambino.’
‘De vrouw van de andere crimineel?’ vroeg ik droogjes. Een glimlach die in haar gezicht paste maakte dat ik haar wilde vertrouwen.
‘Ik begrijp je sceptische houding’, zei ze terwijl ze op de rand van mijn bed ging zitten, wat ik dan weer niet zo prettig vond, ‘ik zou deze scepsis ook gehad hebben na zo’n lang contact met Jochem van Wensen.’
‘O? En wat weten jullie van hem dan?’
‘Alles. Hij is en was altijd al een vreemde in onze business. Een Hollander die hier zoiets groots opzette, of dat tenminste probeerde.’
‘Je woorden zeggen mij helemaal niets. Wat mij betreft ben je gewoon een maffiavrouwtje met veel goud, geld en juwelen. Meer een prostituee die alles voor geld doet, die ‘stijl’ probeert te kopen, maar geen flauw idee heeft wat het werkelijk is. En laten we daarbij niet vergeten dat het jouw man was die mij probeerde te vermoorden samen met mijn vriend Willem. Dus laat je mooie en leuke praatjes maar daar waar ze thuis horen: in het zieke brein dat je bezit.’ Ik wist dat ik mij met deze woorden op glad ijs bevond. Maar ik had niet meer het vermogen te accepteren dat vallen pijn zou kunnen doen.
‘Ik begrijp je helemaal. Ik begrijp mijn man ook niet altijd.’
Ik onderbrak haar.
‘Met andere woorden: je had geen keuze? Verslaafd aan geld en macht? Bang om iemand de waarheid te vertellen zoals ik nu doe? Kijk, voor duizenden euro’s opgepimpte en nog steeds stijlloze trut, wil je de kern van het verhaal horen? Wil je nu echt eens horen wat jullie werkelijk zijn?’ Ze bleef op de rand van mijn bed zitten en bewoog haar hoofd naar dat van mij. Ik dacht: ‘Nu zullen we het hebben’.
‘Wat weet je nu van mij, Martha?’ Haar hand gleed over mijn gezicht en met mijn handen onder de deken kon ik die van haar niet op tijd wegslaan. Dus liet ik haar maar begaan voor nu. ‘Misschien zit ik wel in hetzelfde schuitje als jij.’ Ik keek haar recht in de ogen aan. Het was lastig haar pupillen te vinden in de heftig zwart geschminkte ogen. Haar volgespoten botox-lippen leidden mij ook al af.
‘Ik weet niets van je, dat wil ik ook zo houden. Je kent mijn verhaal. Dat is voldoende, en als je ook maar iets om mijn situatie zou geven, dan zou je mij laten gaan. Je zou mij naar Nederland terugbrengen waar ik thuishoor, bij mijn kinderen.’ Ik zag een lichte irritatie in haar gezicht. Ze had volgens mij echt het idee dat ik haar vriendin zou kunnen worden omdat we hetzelfde lot ondergingen. Ik wilde het weten.
‘Dus wij dragen hetzelfde lot? Waarom probeer jij niet te vluchten?’ Haar bovenlip krulde op onder haar neus en haar gebleekte tanden lieten zich zien.
‘Lieverd…’ Ik onderbrak haar.
‘Lieverd? Ik ben je lieverd niet. Ik heb maar één vraag: kun jij mij uit deze hel halen?’
‘Duidelijk. Laat ik het dan anders formuleren. Er zijn twee manieren om uit deze hel te komen. De eerste is in een kist, de tweede ben ik, in levende lijve.’
‘Meen je dat nou? Dus jij hebt nooit gevochten voor je echte vrijheid? Dit is toch niet vrij als je weet dat als je niet naar de poppen van de Jochems danst je ergens vermoord in de greppel wordt gevonden? Hoe snel koos jij voor het snelle geld? Want wees eerlijk: echt aanzien geeft het je niet. Met andere woorden: stijl koop je niet.’
’Dus jij vindt mij stijlloos?’ Nu liet zij zich van mijn bed afglijden. Maar ik moest diplomatiek zijn. Ik wilde geloven dat ze op een of andere manier macht had.
‘Dat zeg ik niet, ik ken je helemaal niet. Het zou niet reëel zijn dat nu al te veronderstellen. Maar Ernesta, ik heb mijn echte vrijheid zo lief dat ik er voor gemoord heb. Ik heb zijn hersens letterlijk tegen een boom aan gereden.’
‘Dat weet ik, lieverd. Niemand hier zal je daar om haten, echt niet’, en alweer krulde haar gezwollen bovenlip zich met enige moeite onder haar neus die daar tegen protesteerde met extra rimpels rond haar mond en zelfs onder haar ogen. ‘Jochem was ‘a pain in the ass’ voor meerdere families hier. Het was een zuinige maar slimme Hollander. Hij diende onze zaken niet, maar brak ze af in de bovenwereld. Zijn slimheid heeft hem zo lang in leven gehouden, totdat hij jou tegenkwam. Je hebt ons een dienst bewezen, maar daarmee heb je jezelf wel schaakmat gezet. Maar goed, dat heeft mijn man je al gemeld.’
‘Ja goed, en nu?’
‘Daarom ben ik hier nu. Een charmeoffensief. Jij bent ook een slimme tante en als we zien hoe je Jochem hebt uitgeschakeld, dan zijn wij op onze hoede. Je zult hier niets tekortkomen. Je krijgt een eigen woning, maar geen paspoort.’
‘Maar ik zal hier altijd onvrijwillig zijn. Niets zal mij tegenhouden te vluchten. Maar ik weet ook wel dat jullie mij overal kunnen neerknallen. Duivels dilemma, is het niet Ernesta?’
‘Jij zegt het. Als ik jou was, zou ik het spel meespelen. O, en dat eigen huis is natuurlijk een mooi appartement in de bunker.’
Ze kneep zacht in mijn arm, ik rook haar parfum - ze rook heerlijk - en verdween. ‘Maar jullie gaan er allemaal aan, een voor een, en jullie zullen niet weten wat je raakt en al helemaal niet wie’, dacht ik. Ik was er klaar mee. Ik wist dat ik meer vrijheid zou krijgen. Het zou mij aan niets ontbreken. Maar als ik niet van mijn vrijheid zou kunnen genieten, dan had ik geen leven. Zelfmoord was en is voor mij geen optie, moord wel. Er gingen twee weken voorbij. Achteraf gezien bleek dat ik in het huis van de Cambino’s verpleegd werd. Dit hoorde ik van de beveiliger die zo verschrikkelijk veel van zijn Kalasjnikov hield. Jawel, het was alsof ik niet was weggeweest. Ik staarde urenlang in het niets, in het diepe, diepe besef dat ik Jochem voor niets had vermoord. Mijn doel was mijn vrijheid. Het enige wat ik bereikt had, was dat ik nu niet verkracht zou worden.
Ik inventariseerde de medicijnen, met name die medicijnen die ik extra besteld had toen Jochem er nog was. Ik mengde specifieke medicijnen in een stenen mengkom en had een vermoeden van de uitkomst, maar wist niets van de hoeveelheden die ik iemand moest toedienen om het gewenste effect te krijgen. En het moest op een plots opkomende ziekte lijken. Het gewenste effect was de dood. En de eerste die mij afschuwelijk de keel uithing was Kalasjnikov. Hij zou alles door gaan brieven aan Fabio, mijn nieuwe kwelgeest. Nu pas begreep ik de volle en diepe betekenis van de film ‘the Godfather’. Eenmaal binnen zou je nooit meer buiten komen. Alleen via de dood. En dit keer zou het niet mijn dood worden. Ik begon van alle medewerkers in alle bunkers medische rapporten te maken. Fabio vond dat ik de officiële maffia-arts moest worden. Ik werd nu officieel opgenomen in de Cambino-familie, ook al omdat ik persoonlijk verantwoordelijk was voor het opruimen van hun grootste vijand. Ik wist dat ik de mannen met schotwonden en andere aandoeningen binnen zou krijgen. Ook geslachtsziektes. Ik wist dat het heel lastig zou worden voor een leek te achterhalen waaraan hij of zij dood was gegaan. Als een muis die vergiftigd wordt op de plek waar hij zijn voedsel vreet, die voor hem vreemd is, en doodgaat in zijn hol. Ik dacht allerlei scenario’s uit en merkte voor het eerst dat ik er niets bij voelde. Er werd op mijn deur geklopt: Kalasjnikov.
‘Hoi, we gaan weer lekker samenwerken, schat’, zei hij terwijl hij glimlachte en zijn half rotte gebit blootlegde.
‘Ben jij al ingeënt tegen de griep? Want dat wil je toch niet hebben?’
Hij keek mij geschrokken aan. Ik had hem al horen hoesten en constant zijn neus ophalen, op de gang buiten mijn kamer.
‘Nee, wil je dat nu doen dan?’
‘Kom maar hier en stroop je rechtermouw maar op.’