Liften. En dan niet die op en neer gaan.
Een stuk of wat decameters voor me vertrekt het voertuig van de met een groen bord aangegeven tussenstop. Moedeloos laat ik eventjes mijn schouders hangen en slaak gelijk een diepe zucht. De bus die ondertussen aan een glorende horizon verdwijnt, heb ik gemist. Dat kan. Vooral wanneer je te laat de voordeur uitstrompelt. Het zuchten laat ik snel achterwege, want waar de automatische deur van de bus zojuist was gesloten, zou vast wel weer een van een andere varieteit openen, niet dan? Wijbeens sta ik langs de kant van de weg met mijn ongeschoren en nog altijd woest aantrekkelijke kop in de volle zon. Een hand heb ik in mijn zak, de andere breng ik nonchalant omhoog. Vervolgens steek ik mijn duim uit en de transformatie is compleet; ik ben een lifter.
Ooit zat ik in het noorden van Frankrijk bij een Fransoos in een krappe Peugeot. Het kan verkeren. “Baguette,” sprak hij enthousiast, “baguette-baguette troitoir et trois pepé's ou sont malade!” Ik antwoorde met een bedachtzaam “Oui...” De conversatie bubbelde zo nog even voort. Wat een onverstaanbare maar alleraardigste man, dacht ik nog vlak voor hij mij onder een viaduct in le middle of fokking nowhere uit zijn auto zette. “Bonjour!” brulde hij vrolijk hij uit het opengedraaide raampje. “Sacre blue!” wierp ik nog tegen en brulde zelfs “Foux de fa-fa!” Ik wist niet waar ik was, maar dankzij mijn altijd in topconditie verkerende duim snelde ik tien minuten later in een fonkelnieuwe Porsche voorbij de Fransoos. Moonen in een Porsche is niet heel eenvoudig, maar absoluut de moeite waard.
Het liften brengt avonturen en verhalen terug en ik heb genoeg tijd om er aan te denken, want ondertussen sta ik hier alweer een kwartier. Mischien is mijn duim iets te ver gebogen? Nee, na enige inspectie kan ik mezelf geruststellen. Goeie duim. Auto's zijn er ook genoeg, maar stoppen doen ze niet. Waar ligt het dan aan? Lijk ik op een seriemoordenaar, of erger, een buitenlander?
Eens stapte ik bij vier Marokkanen in de auto. Veel ben ik in mijn leven niet met allochtonen omgegaan, geboren en getogen als ik ben in de rustige achterlanden van Nederland, waar de enige Turken op Opsporing Verzocht te zien waren. Wat ik moest verwachten wist ik dus niet, maar er was geen drugs, niemand repte een woord over de islam en hun Nederlands was gespeend van elk accent. Toen ik uitstapte en mijn zakken voelde, bleek het zelfs dat ze niks van me hadden gestolen, wat een geluk! Ik keek ze dankbaar na en daarna om me heen en Londen strooide Picadilly Circus in al zijn glorie over me uit, alsof ik een broodje was en Engeland het pak hagelslag.
Ondertussen krijg ik kramp in mijn arm. Gezien mijn waanzinnge fysiek impliceerd dit dus dat ik al best een tijd sta te wachten op een vriendelijke automobilist die mij mee wil nemen. Is dat niet mijn buurvrouw die voorbij toeft en net doet alsof ze me niet ziet? Erg ver van mijn woonplaats ben ik niet en ongeveer de helft van de voorbijgangers ken ik, al dan niet vaag.
Liften, moet ik concluderen, is niet meer effectief. Hoe kan dat nu? Het is een stuk goedkoper dan het openbaar vervoer, je komt nog eens iemand tegen en deze alternatieve manier van reizen is bijzonder gunstig voor het milieu. Op Internet plaatsen we continu onze gedachten en vragen-roepen-schreeuwen om aandacht, maar de lege stoel in de auto blijft onbezet, die delen we dan weer niet. Inderdaad, lieve mensen, trouwe volgers en onbedaarlijke fans; het falliet van het liften is tekenend voor het verval van onze zorgstaat. Als zelfs de burger niet meer deelt, waarom zou de overheid dat dan wel doen?
Verbeter de wereld, neem een lifter mee!