Room
Actrice Brie Larson werd vorige week beloond met een Oscar voor haar rol in het gelauwerde Room. De film, gebaseerd op de roman van Emma Donoghue, grossierde reeds in prijzen en met name Larson was hierbij het pronkstuk. Maar is de film meer dan dat, of is het alleen een hele goede prestatie van een van de leukste en meest veelbelovende actrices van het moment?
De conclusie kan meteen al gegeven worden: het is veel meer dan dat. Het feit dat Larson de Oscar won lijkt zelfs minder vanzelfsprekend dan de buzz voorafgaand aan de Oscars deed vermoeden. Want hoewel ze het goed doet (wanneer eigenlijk niet?), doet haar 10-jarige tegenspeler Jacob Trembley het op zijn minst net zo goed en is het gezien het nominatiebeleid van de Academy misschien zelfs vreemd dat hij niet genomineerd werd. Want wat Quvenzhané Wallis via Beasts of the Southern Wild voor elkaar kreeg, had bij Trembley dan ook niet misstaan.
De film zelf is heel eenvoudig in te delen in twee delen. Het eerste gedeelte leeft vooral op door de fantasierijke wereld van een kind dat nog nooit iets heeft gezien van de echte wereld. Maar dan ook echt nog nooit, want hij zit sinds hij zich kan herinneren vast in een krappe kamer, die zijn eigen wereld is geworden met zijn eigen vriendjes. De reine visie van een kind dat nog niets weet van de donkere, nare, grote wereld, terwijl die precies zo verschrikkelijk dichtbij is, maakt deze eerste helft een beetje magisch en doet ergens denken aan het narratief van het eerder genoemde Beasts of the Southern Wild: puur gezien door de ogen van een kind en de onschuldige denkwijze die daarbij hoort.
Kinderlijke eenvoud is daarbij hetgeen wat het meest tot de verbeelding spreekt: probeer maar eens als een kind te denken als je ergens mee vast zit en de kans is groot dat je tot een creatief, nieuw inzicht komt. De denkwereld van een kind is nog maar minimaal beïnvloed of het kind heeft nog niet de mogelijkheid al die prikkels op te nemen op de manier zoals ze zijn bedoeld. Het geeft Room de ruimte om vrijwel vanaf het begin met een combinatie van verwondering en afschuw iets heel sterks neer te zetten.
Het tweede gedeelte kan met zijn grote mensenwereld haast niet verder afstaan van het eerste. Degenen die het boek hebben gelezen, weten al wat er gaat komen, maar zonder diep in te gaan op de inhoud: het is een realitycheck en die zorgt voor een gedwongen verandering in stijl. Er zit een heel klein Hollywood-randje aan de wijze waarop de tweede helft wordt ingegaan, maar als je dat voor lief kunt nemen, blijft hierna vooral de kracht van het script over. Het zegt veel dat het eerste gedeelte veel vrijer overkomt en het tweede een stuk beklemmender, in tegenstelling tot de bewegingsvrijheid.
De manier waarop het drama hierbij is verwerkt, voelt enorm echt en oprecht. Het verhaal komt zo dichtbij en voelt – zonder het ooit te hebben meegemaakt – herkenbaar in de emoties die worden verkend. Het scenario kiest niet de makkelijkste weg, want het Hollywoodrandje is alleen te zien in de overgangsfase, maar het laat zien dat mensen ook daadwerkelijk gevoel hebben. Daardoor begeleidt Room je door een reeks van emoties en is het – om in tegenstelling tot de film toch maar een lekker cliché te gebruiken – een film met een lach en een traan. Bovenal is het echter een film met een warm gevoel, eentje met het hart op de juiste plaats.
Room probeert je namelijk te laten beseffen dat je het leven niet voor lief moet nemen, maar dat je moet leren waarderen wat je hebt gekregen. Doe rustig aan, neem je tijd, wees niet te gehaast, geniet van de kleine dingetjes en waardeer wat je hebt. Want zo slecht hebben we het over het algemeen echt niet. En het knapste van Room is dat deze boodschap er op geen enkel moment te dik bovenop ligt, terwijl dat met een plot als deze wel een groot gevaar is.