Vrijspraak en niet-ontvankelijkheid OM, bij verdenking omkoping gedeputeerde Hooijmaijers

De rechtbank heeft in het onderzoek Oranje (onderzoek naar mogelijke corruptie door gedeputeerde Hooijmaijers) drie van de vijf verdachten vrijgesproken van omkoping van Hooijmaijers. Het Openbaar Ministerie is niet ontvankelijk verklaard in de vervolging voor omkoping van de twee andere verdachten. Zij zijn wel veroordeeld voor het bezit van een valse factuur.

De 58-jarige verdachte en Recycling Maatschappij Steenkorrel Amsterdam BV
In de strafzaken tegen de 58-jarige verdachte en Recycling Maatschappij Steenkorrel Amsterdam BV waarvan verdachte destijds financieel directeur was, is het Openbaar Ministerie in de vervolging voor de omkoping niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank constateert in de eerste plaats een overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen berechting moet plaatsvinden. Die termijn is gestart in januari 2016 toen verdachten door het Openbaar Ministerie een transactievoorstel is gedaan. Bovendien is pas 11 jaar na de vermeende pleegperiode, in september 2018, de verdenking van omkoping van Hooijmaijers in de definitieve dagvaarding opgenomen. Dat heeft de waarheidsvinding aanzienlijk bemoeilijkt en het voeren van een adequate verdediging belemmerd.

Ook in de veroordeling van Hooijmaijers die inmiddels onherroepelijk is geworden, worden beiden niet genoemd als potentiële omkopers. De rechtbank ziet dit als bijkomende bijzondere omstandigheden. Naast de overschrijding van de redelijke termijn maken deze omstandigheden dat bij beide verdachten sprake is van grove veronachtzaming van hun belangen, waaronder het recht op een eerlijke behandeling van hun zaak. Gezien deze bijzondere situatie verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk in de vervolging voor de omkoping. 

Beide verdachten worden voor het bezit van een vals opgemaakte factuur in 2007 veroordeeld tot een geldboete van 1000,- euro.

De 62-jarige verdachte en de JVG Vastgoed Groep BV
In de strafzaken tegen de 62-jarige verdachte en de JVG Vastgoed Groep BV waarvan hij bestuurder is, heeft de rechtbank het beroep van de verdediging op verjaring verworpen.

De verweten gift van 5950,- euro aan Hooijmaijers dateert van maart 2007. De verjaring is gestuit, dat wil zeggen dat de verjaring is tegengehouden, door de doorzoeking in de woning van Hooijmaijers in maart 2010. Die doorzoeking geldt ook als daad van vervolging jegens beide verdachten. De rechtbank constateert vervolgens, daarvan uitgaand, dat er na de verhoging van de maximale strafbedreiging op omkoping in 2015, geen sprake is van verjaring van de aan verdachten verweten feiten.

Wanneer is sprake van het misdrijf omkoping?
De omkoper moet het oogmerk (de bedoeling) hebben dat de ambtenaar in zijn bediening bewogen wordt iets te doen of na te laten. Het opzet moet gericht zijn op het gevolg. Dat kan zijn een concrete tegenprestatie maar het kan er ook om gaan een speciale relatie te creëren die zal leiden tot een voorkeursbehandeling of een betere positie binnen, in dit geval de Provincie Noord-Holland. Dat het niet anders kan dan dat dit het doel van de gift of de belofte was, zal vast gesteld moeten worden om tot een bewezenverklaring van dat oogmerk te komen.

Gelet op het dossier en de verklaringen van verdachte en van Hooijmaijers kan niet worden vastgesteld dat de betaling door verdachte en zijn medeverdachte aan Hooijmaijers een gift aan hem in zijn hoedanigheid van gedeputeerde was, waarbij. het doel van die gift was daar iets voor terug te krijgen. Er is dus geen sprake van het voor actieve omkoping vereiste oogmerk. De rechtbank spreekt verdachten daarom vrij van omkoping.

De 74-jarige verdachte
De 74-jarige verdachte, de vijfde verdachte, is eveneens vrijgesproken van omkoping. Het ging bij hem om twee giften, in februari 2007 en juli 2008, en beloftes tot giften. De rechtbank constateert ook in deze zaak dat de redelijke termijn waarbinnen berechting moet plaatsvinden, overschreden is. November 2014 wordt daarvoor als startpunt genomen; het moment waarop het Openbaar Ministerie gesprekken met de verdediging voerde over buitengerechtelijke afdoening. Maar in zijn geval leidt dat niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie; er zijn geen verdere bijzondere omstandigheden naar voren gekomen. Van verjaring van het strafbare feit is in de zaak van deze verdachte evenmin sprake, aangezien de verjaringstermijn tijdig is gestuit.

De rechtbank oordeelt verder dat op grond van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat het oogmerk van deze verdachte zonder meer en ondubbelzinnig gericht was op het bevoordelen van Hooijmaijers als gedeputeerde teneinde hem tot iets te bewegen en daar zelf of ten behoeve van aan hem gelieerde bedrijven voordeel van te hebben. De giften en beloftes kunnen ook niet als betalingen achteraf voor een geleverde tegenprestatie gezien worden.