In Nederland geboren moslims vaker naar moskee
Het aantal moslims van de tweede generatie dat minstens een keer per week een moskee bezoekt is de afgelopen jaren gestegen. Ging in 1998 nog minder dan een op de tien Marokkaanse in Nederland geboren moslims wekelijks naar een gebedshuis, vorig jaar was dat een op de drie. Bij moslims van Turkse afkomst steeg het percentage moskeegangers van 23 naar 35, hoewel het aantal dat nooit een moskee van binnen ziet toenam van tien naar 22 procent.
Het toegenomen moskeebezoek blijkt uit het dinsdag verschenen rapport Moslim in Nederland 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Bij een eerder onderzoek in 2004 constateerde het SCP bij moslims nog een lichte trend richting secularisering.
Nederland telt naar schatting 825 duizend moslims. Van de Turkse Nederlanders beschouwt 94 procent zichzelf als islamitisch. Onder Marokkanen is dit 97 procent, maar in beide groepen bestaat een grote diversiteit in geloofsbeleving. Wel geldt dat het geloof steeds minder belangrijk wordt naarmate iemand een hogere opleiding heeft gevolgd.
Een op de vijf Turkse moslims doet niets aan zijn of haar geloof, en een even grote groep houdt zich alleen aan de voedselvoorschriften door halal te eten en aan de ramadan mee te doen. Van de Marokkaanse en Somalische moslims is vrijwel iedereen praktiserend. Van de moslims van Iraanse komaf doet ruim de helft niets aan het geloof. De Irakezen en Afghanen zitten daartussenin. Voor alle groepen geldt dat de islam een belangrijke leidraad blijft.
Een ruime meerderheid van de ondervraagden vindt het vervelend als hun kind zou trouwen met een niet-moslim. Bij huwelijken blijft mede daarom een sterke voorkeur bestaan voor een islamitische partner, doorgaans uit dezelfde etnische groep, maar die is wel steeds vaker in Nederland geboren.
Ook op het gebied van bidden bestaan grote verschillen. Van de Marokkaanse moslims bidt 76 procent vijf keer per dag, bij Turken is dat maar 27 procent. Hoewel vrouwen van beide groepen minder vaak naar de moskee gaan dan mannen, zeggen ze vaker vijfmaal daags te bidden.
Marokkanen doen ook vaker aan ramadan dan Turkse moslims (93 procent tegenover 66). Van de Turks-Nederlandse moslima's draagt bijna de helft een hoofddoek, terwijl dit bij Marokkaanse 64 procent is. Het aandeel hoofddoekdragers ligt bij tweedegeneratiemoslims overigens aanzienlijk lager dan bij hen die niet in Nederland zijn geboren.
Vier op de vijf Marokkaans-Nederlandse moslims vinden dat Nederlanders veel te negatief staan tegenover de islam. Bij Turkse Nederlanders is dit 63 procent. Bij vluchtelingengroepen is ongeveer de helft deze mening toegedaan. Opmerkelijk is dat moslima's die een hoofddoek dragen niet meer discriminatie ervaren dan niet-draagsters.