Palestijnen danken God voor aanslag

Harde marsmuziek onderbreekt het gesprek in het Palestijnse vluchtelingenkamp Shatila in Libanon. "Zet de televisie aan, er is een aanslag in Israël gepleegd", zegt gastheer Khaled Hussien.

Op vijf Arabische kanalen is vervolgens het drama te zien. Sommige zenders nemen de uitzending van de Israëlische tv integraal over, compleet met de telefoonnummers van de informatie- en hulpdiensten. In stilte kijkt de 31-jarige Hussien met zijn vrouw en drie kleine kinderen naar de beelden van in bloed gedrenkte slachtoffers van de aanslag door een Palestijnse zelfmoordenaar.

Gevraagd naar zijn mening zegt Hussien de aanslag in Jeruzalem goed te keuren. "Het kan niet zo zijn dat alleen de Palestijnen het slachtoffer worden", zegt hij.

Over slachtoffers heeft iedereen wel een verhaal in dit kamp, dat samen met de zusterwijk Sabra in september 1982 door de door Israël gesteunde Libanese christelijke milities werd overvallen waarna een orgie van geweld plaatsvond. De schattingen van het aantal doden lopen uiteen van 800 tot meer dan 2000.

Na de muziek volgen de geweersalvo's. Er wordt driftig in de lucht geschoten. De sfeer buiten is heel wat minder ingetogen dan binnen bij het gezin Hussien. "Bewaar je kogels voor de Israëli's", schreeuwt een in zwart gewaad geklede vrouw. Ze zegt "God te danken voor de Palestijnse aanslag. Oog om oog, tand om tand. Ik huil al 53 jaar om mijn huis dat Israël me heeft ontnomen."

Iets verderop loopt een groepje opgeschoten jongens, zingend en trommelend door de even nauwe als armoedige straatjes van het tot een rommelige stadswijk uitgegroeide kamp. Kinderen rapen de hulzen op afkomstig uit de automatische geweren van de mannen die vanaf de balkons maar blijven knallen.

Een oude vrouw die zegt in het bloedbad in 1982 zeven familieleden te hebben verloren, valt bijna om als ze woedend met haar stok zwaait. "Als Sharon voor me zou staan, zou ik hem hiermee doodslaan", schreeuwt ze.