Het vrome volk


De buurjongen, achttien, Lonsdale, twee jaar in de cel gezeten, was zijn brommertje aan het versleutelen. Mijn moeder, achtenvijftig, gereformeerd, nooit een vloek gelaten, zat in de tuin. De buurjongen liet de ene vloek de andere opvolgen, blijkbaar niet eens op zoek naar andere termen in zijn toch al gebrekkige vocabulaire om zijn ongenoegen over zijn vooruitgang tot uitdrukking te brengen. De buurjongen was zeer wel bewust van de aanwezigheid van mijn moeder, maar leek er slechts harder door te gaan vloeken. Haar stonden op grond van haar geloof twee keuzes ter beschikking: naar binnen gaan, en de godslastering niet meer aanhoren, of er iets van zeggen. Zij koos voor de tweede, en attendeerde de jongeman vriendelijk of hij zijn taalgebruik wellicht wilde matigen, omdat het haar pijn deed.

"Sodetief toch op, godverdomd klerewijf, met je kankerrok en je kankerkerk, ik zeg 'godverdomme' als ik daar zin in heb, godverdomme. Godverdomme, godverdomme, godverdomme, loop naar de hel en bid lekker voor me in de kerk, kankerhoer. Ik hoop dat je sterft en je hele kankergezeik met je meeneemt, typhusslet. Godverdomme!" Mijn moeder heeft de rest van de dag stilletjes in een hoekje gezeten met een verslagen gelaat, slechts getroost door psalm 52 vers 2:

Gij grieft mij door uw schamp're woorden,
Door taal, die mij verbaast.
Gij tracht mij door uw tong te moorden;
Maar beef; gij wordt welhaast
Door God, die uw gedrag verfoeit,
Voor eeuwig uitgeroeid.


Ik sommeerde haar om naar de politie te gaan en aangifte jegens de buurjongen te doen voor discriminatie op grond van geloof, belediging en smaad. Ik ging met haar mee. Alles heb ik uitgelegd aan de enige buurtagent van ons strengchristelijke dorpje, waarna ik aanmerkte dat ik er aangifte van wilde doen. De agent begon heel hard te lachen, zei: "Op grond waarvan? Laat me niet lachen, zeg. Aangifte. Je kan de pot op met je aangifte, ik ga hier geen aangifte van optekenen, heb wel wat beters te doen." Ik, uit het veld geslagen door zijn opmerkingen, zei nog dat wanneer wij moslims waren geweest, en de buurjongen hetzelfde had gezegd in die trant, hij wel zeker aangifte zou optekenen. Ja, dat gaf hij toe, maar dat lag nu eenmaal anders.

Dat ligt nu eenmaal anders. Waar Van 't Reve in '66 al lappen tekst mocht schrijven over hoe hij door God anaal gepenetreerd wenst te worden en daarmee wegkwam, ligt het hele land plat als Oudkerk de term "kutmarrokanen" laat vallen. Waar Theo van Gogh christenen vaker en veel dieper beledigde in grovere bewoordingen en smeriger taal dan hij ooit moslims zou bejegenen, waren het de uitspraken over moslims waar hij voor aan- danwel afgerekend werd. Waar Paul de Leeuw in de jaren negentig zich zó grof uitliet over Urk en haar bewoners, dikke pret en misselijke grappen makend om het feit dat een volledige vissersboot, alle strenggelovigen incluis, gezonken was, dat dominees nog jaren zijn naam verfoeid hebben op de kansel, kan dit alles hem niet aangerekend worden omdat het nu eenmaal zo'n jolige homo is.

Overal in het land, in elke bestuurslaag en in elke organisatie, worden christenen niet langer beschermd, en als het erop aankomt worden ze zelfs gediscrimineerd omdat ze zich alles nu eenmaal moeten laten welgevallen op basis van vrijheid van meningsuiting. Plaats ik echter, hier op Fok!, de volledige tekst van Van 't Reve online, de woorden "God" en "Jezus" slechts verplaatst hebbende voor "Allah" respectievelijk "Mohammed", dan weten de diverse media-watchdog-organisaties, de algehele politiek met uitzondering van Wilders en de SGP én justitie zelve mij sneller aan de schandpaal te nagelen en te veroordelen dan een Mohammed B. mij kan omleggen.

De SGP ontvangt geen subsidie meer om haar vrouwenstandpunt, terwijl moslimwerkgroepen met gevaarlijke ideeën lof, prijs en duiten toegedragen krijgen, ambtenaren mogen geen homo's weigeren, maar moeten het maar respecteren als een hoofddoekdragende hun hand niet wenst te schudden, christelijke scholen mogen geen homo's meer weigeren, maar het door moslims weigeren van homoseksuelen en andersdenkenden in hun onderwijs wordt niet eens ter discussie gesteld.

Wij gaan met zijn allen langzaam maar zeker over op een algehele acceptatie van het moslimgeloof en haar aanhangers, haar gevaarlijke en vaak ziekelijke, uiterst discriminerende en ondemocratische ideeën daarmee een warm hart toedragend en zelfs wettelijk toegestaan makend, dit alles rigoureus ten koste van het geloof wat wij grotendeels gezamenlijk sinds de jaren zestig verwierpen voor marijuana en socialisme. Het onpasselijk bejegenen van gereformeerden is reeds geaccepteerd, en het lijkt zo te zijn, wie spreke mij tegen, dat elke verloren procentpunt van de schaal der tolerantie jegens christenen, bij diezelfde schaal jegens moslims wordt opgeteld.

Nu het wel duidelijk is geworden, na veertig lange jaren van beknibbelen op het christendom, dat islam is here to stay, scarin' Christ away, kunnen de -laten we wel wezen- goedmoedige, zachtaardige, godvrezende en geweldschuwe christenen zich slechts nog beroepen op psalm 68. Wordt het beter? Niet in dit leven. Onder het motto "God beproeft de gelovige en beloont hem na de dood", klinkt vers twee vaker en vaker in de nog steeds afgeladen kerken op de Veluwe en elders:

Maar 't vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen.
Hun blijdschap zal dan, onbepaald,
Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan;
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren.
Bereidt den weg, in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn Naam is HEER' der heren.

Amen.