Huilen in Wenen (3)
Lees ook:
Huilen in Wenen (1)
Huilen in Wenen (2)
-
Vrijdag
De tram die voor ons hotel stopt, rijdt ons binnen twee minuten naar het metrostation. Het zijn ook maar twee haltes. De metro brengt ons dichter bij de binnenstad. Ergens moeten we overstappen en dan is het nog maar een halte naar de Karlsplatz. Hier stappen we uit.
De metro is ideaal; het is goedkoop, comfortabel en snel. Het enige nadeel is dat als ik het metrostation uitkom, ik nogal veel moeite heb met oriënteren. Waar ben ik? Ben ik wel de goede uitgang uitgelopen?
In dit geval gaat het perfect. Tegelijk met het daglicht zien we de torens en de koepel van de Karlskirche. Het is niet eens een heel grote basiliek, maar de vorm is indrukwekkend. Naast de kerk staat in het Resselpark het standbeeld van meneer Singer. Hij heeft de naaimachine uitgevonden. Ik maak geen flauwe grappen. Achter het standbeeld van meneer Singer zien we de technische universiteit.
We lopen een klein stukje verder en komen uit bij het Schwarzenbergplatz.
'Hier moet ergens een ingang zijn naar het Belvedere,' zeg ik. 'Maar waar is die ingang?' Op de kaart in mijn reisgids kan ik het niet zien. 'Volgens mij, als we hier rechts aanhouden, komen we een ingang tegen.'
Dat blijkt uiteindelijk wel te kloppen, maar ondertussen zijn we zeker twee kilometer verder de Prinz-Eugen-Strasse in en via een vals platte helling ook nog een fiks stuk omhoog gelopen. Vrouwlief is er doodmoe van. Aan de andere kant: we komen nu bovenop de heuvel het park binnen en het uitzicht is gelijk overdonderend.
Oberes Belvedere
In het Oberes Belvedere hangt veel werk van Gustav Klimt. Ik hoef het niet per se te zien; liever slenteren we wat door de tuinen. Maar eerst drinken we koffie in de bistro van het museum. Vrouwlief moet plassen. Het toilet is helemaal aan de andere kant van het gebouw; ze mag door het hele museum lopen en stiekem Klimt kijken. Zij wel. Ik hoef niet te plassen.
De koffie is heerlijk vies en het glaasje water dat erbij komt een verademing. Aan de muur hangt een groot portret van keizerin Elisabeth van Oostenrijk. Sissi, die zullen we vaker tegenkomen.
Als we buiten door de tuin lopen, doet de felle zon pijn aan de ogen. Huilen in Wenen, maar weer. Het Belvedere is een zomerpaleizencomplex dat bestaat uit het Oberes en het Unteres Belvedere. Ertussenin ligt een tuin à la die van Versailles of Het Loo (kiest u maar wat u het leukste lijkt). Doordat het op een heuvel ligt, heb je op bepaalde plekken waanzinnig goed uitzicht. Het Oberes Belvedere is ingericht als museum voor schilderkunst uit de negentiende en twintigste eeuw; in het Unteres Belvedere bevindt zich een collectie barokwerken en de Oranjerie.
We lopen de glooiing af naar het Unteres Belvedere. De vijvers staan weliswaar droog en de meeste struiken zijn kaal, maar het is mooi, het is prachtig, zelfs in de herfst.
Unteres Belvedere
Het is aan het eind van de ochtend als we het complex verlaten aan de kant van het Schwarzenbergplatz. Hier stopt een tram. Maar waar gaat die heen? Mijn reisgids kan me niet helpen en de straatnamen op het bordjes bij de halte kan ik op mijn kaartje zo gauw ook niet vinden. Daar is de tram al! We stappen in en gaan zitten. Een halte verder roept een stem op dat dit het eindpunt van de lijn is. O. We stappen uit. Er stoppen hier meerdere lijnen. Wat nu? Nieuwe tram in stappen? We willen naar de Naschmarkt. De tram komt niet, want een ambulance staat dwars op de trambaan. Hij is tegen een vrachtwagen opgebotst. Dit kan wel even duren, merk ik. Dan maar lopen. We komen weer door het Resselpark en over het Karlsplatz. Ver is het niet.
Ietsjes verderop is de Naschmarkt. Je hoeft hier maar twee minuten rond te lopen en je begrijpt waarom hier zo veel mensen op afkomen. Het aanbod aan fruit, vlees, groente, prullaria, wijn, olijven, delicatessen, kruiden, doner, noodles en andere koopwaar is niet te overzien. Er komt geen eind aan. Veel zakenislamieten hiero. Op een gegeven moment lijkt iedere kraam op de vorige. Dat is het moment dat we besluiten dat het tijd is om iets te gaan eten. We gaan restaurant Papas in. Vrouwlief luncht met kebab en bier; ik met Papas Frühstück: allerlei kleine hapjes, olijven, schapenkaas, sigara boreki, humus, sla, brood en sap en koffie.
We struinen nog even verder over de Naschmarkt. 'Kijken en niet kopen,' grinnik ik.
Eten op de Naschmarkt
Naschmarkt
We pakken de metro naar de Herrengasse. Hier bevindt zich het oudste koffiehuis van Wenen: Café Central. We gaan niet naar binnen om iets te drinken. Uit mijn reisgids weet ik dat de koffie er heel duur is. Je mag weliswaar net zo lang blijven zitten als je wilt, maar ik wil niet lang blijven zitten. Er is hier nog te veel om te zien. Het vlakbij gelegen plein Freyung, bijvoorbeeld. Er is een kerstmarkt!
Iets verderop is een ander plein: Am Hof en wat is daar? Een kerstmarkt! En onderweg nog een geldautomaat ook. Ik pin tweehonderd euro en krijg twee briefjes van honderd euro. Huh? Als ik daarmee maar kan betalen.
In een zijstraatje ontdekken we een eettentje annex café. In Wenen is een café een koffiehuis, maar hier schenken ze ook bier. Mooi. We bestellen een Ottakringer. Die naam komt me bekend voor. Ik kijk maar weer eens in mijn reisgids. Een metrohalte heet Ottakring en het lijkt er dus op dat we nu plaatselijk bier gaan drinken. De dame brengt de twee grote glazen met handvat. Nooit meer doen, is onze eerste reactie. Ottakringer is heel vies. Ik denk terug aan de doos wijn die ik onlangs kocht. Toen we ervan dronken, zei ik: 'Smerig! Maar na een fles of twee is-ie heerlijk!' Zo ook de Ottakringer. Prima ook om een eenvoudig avondmaal mee weg te spoelen.
Als ik afreken, geef ik een van de briefjes van honderd. De ober stopt het biljet in zijn portemonnee en geeft het wisselgeld terug. 'In Nederland kun je er in de winkels niet mee betalen,' vertel ik in mijn allerbeste Duits. Mijn allerbeste Duits is heel slecht. De ober begint een heel verhaal in zijn knauwende Oostenreichisch en we knikken op alles wat hij zegt. Aan het eind van zijn monoloog geeft hij ons een hand. De ballen.
Het is half acht en al helemaal donker. We pakken de metro in de richting van het stadsdeel waar ons hotel staat, maar we stappen niet uit bij onze halte. We nemen er eentje verder: halte Erdberg. Vanaf daar is het twee minuten lopen naar de Arena. Hier gaat het beginnen.
Verhip, de deuren zijn gesloten. Hoe moet dit nu? Paulus is binnen; die heeft onze kaarten! Gelukkig is een sms zo gestuurd en nog geen vier minuten later verschijnt Paulus uit een of andere zij-ingang. We krijgen onze kaarten en mogen achter hem aan. Bij de zij-ingang worden we staande gehouden en gefouilleerd. Paraplu's inleveren. Mijn camera gelukkig niet.
In de Beisl nemen we maar eens een bier en als dat op is, gaan we naar het gebouw waar het festival vanavond gaat plaatsvinden. We zijn de ruimte met de bar nog niet binnen of we worden luidruchtig begroet door onze vrienden. Hasi is er en Paulus en Kirsten, maar ook Jan en Anne en Erik uit Noorwegen en Klaus uit Duitschland. We zoenen, we omhelzen, we lachen, we proosten, we leven. Dan nemen we plaats op comfortabele banken en hebben nog even de gelegenheid om met elkaar te praten voordat de muziek in de zaal hiernaast gaat beginnen.
Festivalgangers
Hoor! De muziek in de zaal hiernaast is begonnen! Wat stond er allereerst op het programma? The Punk Rock Boys. We gaan gauw luisteren. Allahmachtig, wat is het geluid HARD! Gelukkig heb ik mijn splinternieuwe oordoppen bij me. Ze zijn op maat gemaakt en met die dingen in is het uit te houden in de zaal. Het bandje is niet slecht. Het is knullig, maar met veel enthousiasme gebracht. Vrouwlief vindt het fantastisch: vier zingende kerels in een hemd op het podium. Twee van hen hebben een redelijk sportief lichaam; de andere twee zijn voorzien van fikse buikjes en een volle pafkop. Ha, ze spelen met het stoere image. Ace of Spades hoor ik. Het is ook het enige lied dat ik herken.
Punk Rock Boys
Heel druk is het niet. Is dat jammer? Ja, dat is jammer. Aan de andere kant kun je nu goed bij het podium. Ik kan makkelijk foto's en filmpjes maken.
Als Wild Evel & The Trashbones hun set op het podium gaan opbouwen, zie ik een gast met een rood kunststof orgeltje sjouwen. 'What is that?' brul ik naar hem toe. Het blijkt een Farfisa uit 1963 te zijn. Dat belooft wat!
Als ze beginnen, haak ik na een enkel nummer al af. De band ziet er gelikt uit in pakken, maar de muziek is kut. En dat orgeltje hoor ik geeneens, hoe hard die pipo er ook op ramt. Zonde van zo'n uitzonderlijk ding.
We nemen nog maar een biertje in de bar. Daar is Erik ook. Hij staat tegen Kirsten aan te lallen. 'Did you come here to die? No, I came here yesterdie.' Met een Noors accent, uitgesproken door een ladderzatte grizzlybeer, is de grap fenomenaal. Kirsten krijgt de slappe lach. Wij ook. Van Kirsten.
Als afsluiter van de avond komt TV Smith. Ik ken het verhaal achter deze man niet zo, maar ik zit dan ook totaal niet in de punkbeweging. Die is eind jaren zeventig en begin jaren tachtig volledig aan mij voorbijgegaan. Hij staat in een mal pakje op het podium en zingt en brult oude punk(rock)hits, zichzelf begeleidend op akoestische gitaar. Het weinige publiek schreeuwt alles mee, maar ik herken er niets van. Na een nummer of wat houden we het dan ook gezien.
Buiten is het koud. De snijdende wind doet mijn ogen tranen. Huilen in Wenen. Gelukkig hoeven we maar een minuutje of twintig te lopen en dan storten we neer op ons warme maar harde hotelbed.
-
Apeldoorn, november en december 2012