De zeven hoofdzonden: Vraatzucht

Nederland, o Nederland. Hoe klein je ook bent, als we de wereldkaart zouden tekenen op basis van 'voedsel beschikbaar per hoofd bevolking' wordt ons landje zeker de grootte van een gemiddeld continent. De diktegraad stijgt, en langzaam schuiven we aan bij Amerika, dat al jarenlang stamgast is in eetcafé de Hel. En nadat we uitgegeten zijn, blijven we nog even natafelen, want dan begint het gezellige drinkgelag waar de drankduivel zijn tonnetjes op tafel zet.

Ik weet niet eens waar ik moet beginnen als ik het over vraatzucht heb. Want het gaat hier niet alleen over eten, maar ook over drinken, en roken, en bewegen. Het gaat om overdaad, overdaad in de vorm van slavernij aan lichamelijk genot. En in een land waar je voor een zakje chips vijftig keuzes kan maken, staat de duivel op onze schouder te stampen. Vreten! Vreten!

En waren we dan nog maar beschaafde eters, zoals de Fransen. Die maken er tenminste een sociale aangelegenheid van een paar uur van, met een wijntje erbij. Dat is geen vraatzucht, dat is het nuttige met het aangename verenigen, eten als ondersteuning, niet als doel.

Maar het is niet voor niets dat wij het enige land zijn met de befaamde muur. Wij willen eten, maar het niet weten. Snelle trek heet dat. Ik noem het de blinde methode. Als je het maar snel genoeg naar binnen werkt, lijkt het net alsof je niets hebt gedaan. Soms zie ik ze rijen dik staan op het station. En wanneer de muur leeg is, dan krijgt het geheel een Israëlisch tintje, waar te dikke mensen knievallen maken, als rabbi’s bij de klaagmuur.

In het café is het al niet veel anders, daar drinken wij shooter na cocktail na flugel na boswandeling. Het gaat er niet eens om of het lekker is, aan de strot, en weg ermee. De barman spint zijn garen. Minder moeite, meer winst.

Nederland is een raar land. We klagen met zijn allen dat we te dik worden maar kunnen dat alleen oplossen met de nieuwste afvalmiddelen van de TV. We klagen met allen dat we te dik worden maar in plaats van de McDonald's te mijden, bewijzen we liever dat om deze donkere wolk boven de samenleving nog altijd een goud randje zit. We draaien de boel om. Eerst worden we ziek, en dan pas zoeken we genezing. Waar is dat 'voorkomen is beter dan genezen'? Wie snoept nog verstandig? Wie doet nog twee ons groenten en drie stuks fruit? Wie bedenkt zich dat voorlichting over eten en drinken toch eigenlijk het meest belachelijke is wat we ooit hebben meegemaakt. We weten niet eens hoe we ons eigen lichaam moeten onderhouden! Het is ONS lichaam. We lopen gewoon altijd achter de feiten aan. Eerst vreten dan liposuctie, eerst drinken dan kotsen. Eerst roken, dan de kanker.

En nu twijfel ik of ik dit allemaal wel mag zeggen. Want zelfcontrole, kan ik dat prediken in een land waar boterbergen zijn veranderd in mayonaise? Moet ik dat prediken in een wereld die duizenden jaren heeft gevochten voor het grootste goed; de vrijheid van overdaad? Een wereld waar miljoenen het grootste offer hebben gegeven, zijn gesneuveld opdat de BigMac-index mocht leven. Zijn wij wel bereid om onze tranen te drogen en de klaagmuur te slopen?

Soms mag je wel eens blij zijn met de anorexia patiëntjes op TV, want zolang die nog steeds het mooist worden gevonden, vallen wij met zijn allen tenminste nog af. Ware het niet dat wij diep in ons hart allemaal weten dat er een ideale lichaamscontrole bestaat, en deze zich uit in gezonde aandacht, dan konden ze waarschijnlijk de leuningen van mijn stoel operatief verwijderen. Waarom moeten we die herinnering hebben? We weten het toch allemaal? Zelfcontrole is trots. Trots op wie je bent en wat je bent. Trots om nee te kunnen zeggen en gezond te leven. Trots om jezelf goed te voelen zonder lichamelijke excessen. Zelfcontrole is een tweede lichaam, met een onweerstaanbare uitstraling. Zelfcontrole is klaar zijn voor de buitenwereld omdat de binnenwereld tevreden is.

Zelfcontrole is twee pondjes teveel, met rode appelwangetjes die blaken van gezondheid.