Column: Het braaksel van het kind
Hij keek omhoog, richting een wormvormig aanhangsel dat rood aangelopen naar beneden zakte. Hij had er net zijn mond omheen gehad, het met zijn tong aangeraakt. Nog verder omhoog keek hij, in het gezicht van een man. De man die hem snoep had aangeboden, nog meer snoep bij hem thuis. Zijn lievelingssnoep nog wel, zoveel hij wilde. Engelse drop, met die kleurrijke vierkantjes, niet die ronde dingen, die waren vies. Verbaasd had hij gestaan, toen de man vroeg of hij zijn hand op zijn broek wilde leggen en daarna een kreunend geluid maakte. Verwonderd vroeg hij zich af of de man misschien pijn had daar. De riem was losgegaan, de broek naar beneden. Hij moest hetzelfde doen. Even had hij getwijfeld of mama dit wel goed zou vinden, maar iemand die veel snoep had en uitdeelde kon niet slecht zijn. En bovendien, hij had toch ook wel eens met papa in bad gezeten. Enkel papa zijn dingetje had nooit omhoog gestaan, dat deed deze wel. Ook had hij er nooit aan hoeven zitten van papa. Wat een rare man was dit, maar wat maakte het uit, hij had snoep, zijn lievelingssnoep. En terwijl zijn knuistje het dingetje omklemde, trekkende bewegingen maakte zoals de man wilde, smikkelde hij van de kleurrijke vierkantjes, de roze, die waren beter dan de gele.
'Vind je het lekker?'
O ja, de snoep was heerlijk. Wat een mazzel had hij gehad dat hij deze aardige man was tegengekomen. De vierkantjes begonnen op te raken, de man kreunde meer en meer. Zou hij hem geen pijn doen? Zijn greep verslapte en hij hield even op.
'Weet je wat precies zo smaakt als die dropjes?'
Hij schudde nee.
'Doe je mond maar eens om hier, dat smaakt bijna hetzelfde.'
Dit had hij nog nooit meegemaakt, maar het kon natuurlijk zijn dat die man de hele dag roze vierkantjes had gegeten en dat zijn dingetje er naar ging smaken. Voorzichtig proefde hij met zijn tong.
'Met je hele mond, het duurt even voordat je het proeft.'
Hij deed maar net of het een lolly was, omdat het daar nu het meeste van weg had. Hij proefde nog niks en bewoog harder met zijn tong. Wat was dat voor smaak? En op hetzelfde moment slaakte de man een harde zucht, zijn mond raakte vol met een vies goedje. Hij wilde weg maar de man hield hem tegen. Na tien seconden mocht hij zijn mond eraf halen en dat ging gepaard met hevige braken. Zachtjes begon hij te huilen.
'Niet huilen, zo erg was het toch niet?'
De man aaide hem over het hoofd en pakte tot zijn grote verrassing nog een zak drop.
'Kijk aan, en als je nu volgende week er weer bent, heb ik er nog zo’n één. Maar denk eraan, mama vindt het nooit goed dat je zoveel drop eet, dus mondje dicht.'
Zijn ogen glunderden. Een geheimpje, met heel veel roze vierkantjes.
'Dag meneer, ik zal er zijn hoor volgende week.'
Wat een toeval dat hij op zijn vrije woensdagmiddag deze aardige man was tegengekomen. Hij huppelde naar huis, zijn broekzak vol met lekkernijen. Als hij thuis kwam zou hij meteen naar zijn kamer gaan, ze allemaal opeten.
13 jaar later
Hij was gegaan, die woensdag. Net toen hij opnieuw snoep had gekregen was de deur met een klap opengeslagen. Politiemannen braken binnen en gooiden de man hardhandig op de grond. Hij had ernaar gekeken en was gaan huilen. Gewoon om alle commotie die er heerste. Hij was meegenomen en moest wekelijks met een hulpverlener praten. Thuis was de sfeer zeer slecht. Papa was woedend geweest en compleet in zichzelf gekeerd, moeder had wekenlang met tranen op haar wangen rondgelopen. Hij had zich zo schuldig gevoeld. Hij had iets slechts gedaan. Zijn onschuld, of wat dat ook was, verloren, zijn ouders teleurgesteld, en zonder heel veel praten zag zijn leven er kennelijk slecht uit.
Nu, 13 jaar later, begreep hij de echte waarheid pas. Niet hij was slecht geweest, maar de man die het hem aandeed. Seks met kinderen was slecht. Maar nog erger was wat zijn ouders en de maatschappij met hem hadden gedaan. Hun reactie had hem het gevoel gegeven dat hij nooit meer een kind kon wezen. De talloze gesprekken die hij had gehad, hadden de herinnering dermate in zijn hoofd gegrift dat het nog jaren duurde totdat hij niet meer wakker werd en zich vies voelde. Als ze het destijds gewoon als een misdrijf hadden gezien, en hem op die manier enigszins hadden uitgelegd dat het niet mocht, had hij het ook wel begrepen. Net zoals hij geen koekjes mocht stelen uit de koektrommel mocht die man niet aan hem zitten. Zijn trauma kwam niet door de gebeurtenis, zijn trauma kwam van het belang dat aan de gebeurtenis was gehecht.
Hij was blij dat de man opgesloten was en nooit meer met andere kinderen in aanraking zou komen, maar hij was niet boos op hem. Deze man had een misdrijf begaan en werd daarvoor gestraft. Hij was helaas een slachtoffer geworden maar zijn kindergeest had evenveel waarde gehecht wanneer hij het slachtoffer van pesten was geweest. Nu was het echter te laat, zelfs nu hij het wist, beheerste het trauma hem geheel.
Hij moest braken, op de grond vielen een paar kleine witte rondjes, slaappillen, welke een lachend gezicht vormden in de bruine whiskey.
Hij legde zijn hoofd op het kussen. Eindelijk slapen.