70 jaar na de Kristallnacht
In de ochtend van 10 november 1938 werd er in Dinslaken, een stad in het noordwesten van het Duitse Ruhrgebied, aan de deur gebeld bij een Joods kindertehuis. “Ik opende de deur: ongeveer vijftig mannen stormden het huis in, velen met de kragen van hun jas of mantel omhoog”, aldus de verantwoordelijke leraar. “Allereerst stortten ze zich op de eetkamer die gelukkig verlaten was en begonnen met vernielen, hun taak die met uiterste precisie werd uitgevoerd. De angstige kreten van de kinderen klonken door het gebouw. Met luide stem riep ik: ‘Kinderen, ga onmiddellijk de straat op!’” Samen met de kinderen vluchtte de leraar richting het dichtstbijzijnde politiebureau. Ondertussen zag hij dat “alles in het huis systematisch vernield werd onder het toeziend oog van de handhavers van de wet; de politie.” Op de steun van de politie hoefde hij dus niet te rekenen en evenmin op die van de omstanders: “Onder deze mensen herkende ik sommige vertrouwde gezichten; leveranciers van het weeshuis en zakenlui die slechts een dag of een week eerder blij waren om met ons als klant zaken te doen. Nu waren ze passief, ze aanschouwden de vernielingen zonder veel emotie.”
Tegelijkertijd vonden overal in Duitsland soortgelijke geweldpleging tegen Joden plaats. Gedurende de ongeveer 24-uur durende pogrom – de eerste georganiseerde pogrom in Duitsland sinds de Middeleeuwen – werden ten minste 7.500 winkels, 29 warenhuizen en 171 woningen verwoest. Vanwege de glasscherven van de ingeslagen ruiten die de volgende dag op straat lagen, werd de gebeurtenis de Kristallnacht genoemd. Er werden 191 synagogen in de brand gestoken en 76 synagogen werden op andere wijze vernield. Ook 11 Joodse gemeenschapscentra, dodenkapellen en vergelijkbare gebouwen werden in de brand gestoken. Overal waren Joden, waaronder vrouwen, kinderen en ouderen, vernederd en op brute wijze mishandeld. Schattingen wijzen op een aantal van 236 doden, waaronder 43 vrouwen en 13 kinderen. Meerdere Joden pleegden gedurende deze verschrikkelijke nacht zelfmoord. Van de 30.000 Joodse mannen die tijdens de Kristallnacht gearresteerd werden en gevangen gezet waren, kwamen er meerdere om door de brute behandeling in de concentratiekampen.
Een compleet verwoeste synagoge
De pogrom was in de gang gezet door propagandaminister Joseph Goebbels. Nadat de Duitse ambassadesecretaris Ernst vom Rath in de middag van 9 november was overleden aan zijn verwondingen, die hem toegebracht waren tijdens een aanslag door de Poolse Jood Herschel Grynszpan, hield de minister een toespraak voor de partijleiding die bij elkaar verzameld was om de mislukte staatsgreep van 1923 te herdenken. “Kameraden, we mogen deze aanval van het internationale Jodendom niet onbeantwoord laten”, zo verkondigde hij. “We moeten hen wreken. Onze mensen moeten op de hoogte worden gesteld, en hun antwoord moet meedogenloos, vastbesloten en heilzaam zijn!” De opgehitste lokale partijleiders riepen hun leden vervolgens op om tot actie over te gaan. Een officieel bevel van Adolf Hitler was er niet uitgegaan, want het moest lijken alsof het protest een spontane uitbarsting van volkswoede was, geen door de overheid georkestreerde pogrom.
Het was niet de eerste actie gericht tegen de Duitse Joden. Zij hadden al na de machtsovername van de nazi’s in januari 1933 te maken gekregen met pesterijen en geweldpleging. Bijvoorbeeld tijdens een door de Duitse overheid georganiseerde anti-Joodse protestactie op 1 april 1933 toen de winkelruiten van Joodse winkels werden ingegooid en er op veel plaatsen plunderingen uitbraken. Winkels van Joden werden gemarkeerd met een davidsster en demonstranten hielden borden vast waarop leuzen als “Duitsers! Pas op! Koop niet van Joden!” geschreven waren. Ook Joodse winkeleigenaren werden mishandeld, net als Joodse advocaten en rechters die in meerdere steden met geweld uit de rechtszalen gegooid werden. Behalve met pesterijen en geweldpleging kregen Joden te maken met antisemitische wetten. Zo werd het hen vanaf 29 april 1933 niet langer toegestaan om werkzaam te zijn als artiest, journalist, musicus of filmmaker en op 31 december 1935 werden de laatste Joodse overheidsambtenaren ontslagen. De rassenwetten van Neurenberg van 15 september 1935 bepaalden dat Joden niet langer rijksburgers waren en dat ze geen politieke rechten hadden. Huwelijken en seksuele relaties tussen Joden en Duitsers waren voortaan ook niet meer toegestaan.
De antisemitische maatregelen werden verder opgevoerd na de Kristallnacht. Besloten werd dat de Joden een schadevergoeding van 1 miljard moesten betalen voor de economische schade die aan hun eigendommen toegebracht was gedurende deze nacht. Waardevolle bezittingen en aandelen van Joden werden in beslag genomen en hen werd de toegang ontzegd tot theaters, concertzalen, bioscopen en musea. Al sinds januari 1933 waren veel Joden geëmigreerd vanuit Duitsland, maar nu kwam een nog grotere vluchtelingenstroom op gang. Vanwege het antisemitische beleid en onder druk van de nazi’s emigreerden in totaal ongeveer 537.000 Joden uit het Duitse Rijk. Als gevolg van de oorlog die in september 1939 begonnen was en de weigering van de internationale gemeenschap om meer Joodse emigranten toe te laten, kwam in 1941 aan deze emigratiestroom een eind. Er werd door de nazi’s tot een definitieve oplossing (Endlösung) besloten om de Joden uit Duitsland en de bezette landen te verwijderen; voortaan zouden ze omgebracht worden door moordeskaders van de SS of in de gaskamers van de vernietigingskampen in Polen. Naar schatting tussen de 5,1 en 6 miljoen Europese Joden vielen ten prooi aan dit vernietigingsprogramma.
Op Go2War2.nl, de grootste Nederlandstalige website over de Tweede Wereldoorlog, leest je meer over de Kristallnacht