Ruinerwoldse vader is te ziek voor strafzaak en komt weer vrij

De vader die met zes van zijn kinderen jarenlang afgezonderd leefde op een boerderij in Ruinerwold, wordt definitief niet vervolgd. Volgens de rechtbank is hij te ziek om zijn strafproces te kunnen volgen. Meer hierover in de Stentor.

De vier oudste kinderen hebben twee weken geleden aan de rechters laten weten dat ze zich grote zorgen maken over hun jongste broer en vier zusjes. Volgens hen is vader Gerrit Jan voor hen nog steeds een gevaar en oefent hij - ondanks al zijn beperkingen - nog altijd macht op hen uit. De jongste kinderen hebben aangegeven bij hun vader verder te willen leven als hij weer vrij komt. "Het laatste wat wij willen is dat de jongste vijf wordt ontnomen om een individu te worden. Ze moeten de kans krijgen Gerrit Jan te zien met de ogen die wij nu hebben. Met de ogen die iedereen heeft. Doordat wij zo lang zijn geïndoctrineerd, kunnen ze geen nee zeggen tegen hun vader. Ze zien hem als de prime father" schreven ze in een gezamelijke verklaring aan de rechtbank.

De jongste vijf kinderen van Ruinerwold-vader Gerrit Jan van D. hebben donderdagochtend een verklaring naar buiten gebracht. Ze noemen het jaar na de inval in de boerderij in Ruinerwold traumatisch, niet hun leven ervoor. De kinderen zijn naar eigen zeggen zo’n 15 keer verhuisd. Zij staan nog steeds achter hun vader en gaan hem donderdagmiddag ophalen uit de gevangenis. Lees de hele verklaring hier bij Dagblad van het Noorden.

De afgelopen maanden concludeerden gedragswetenschappers dat Van D. na zijn hersenbloeding uit 2016 niet meer in staat is zijn eigen strafproces te volgen.

Het OM heeft het volgende verklaard in een Standpunt OM Ruinerwold:
De officieren van justitie in de zaak-Ruinerwold hebben de rechtbank Noord-Nederland gevraagd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de 68-jarige verdachte die momenteel nog vast zit. Voortzetting van de vervolging zou een schending betekenen van artikel 6 EVRM, van het recht op een eerlijk proces.

Beroerte
De verdachte heeft in 2016 een beroerte gekregen, als gevolg waarvan hij halfzijdig verlamd is geraakt, zijn gezichtsvermogen is aangetast en hij nu lijdt aan globale afasie waarbij zowel het taalbegrip als de taalproductie erg slecht is, aldus deskundigen. Verdachte is niet in staat te spreken. Ook het begrip van zowel geschreven als gesproken taal blijkt ernstig verstoord. Verdachte kan enkele letters of woorden natypen, maar komt niet tot het zelf schrijven of typen van woorden.

Tijdens onderzoek zijn verschillende hulpmiddelen ingezet om tot een verbetering van communicatie te komen, zoals een spraakcomputer, verschillende apps voor afasiepatienten, pictogrammen, aanwijskaarten. Deze hulpmiddelen bleken weinig bruikbaar, andere middelen brachten verdachte in de war en afbeeldingen werden niet herkend. Uitzicht op herstel of verbetering van de cognitieve vermogens is er niet, aldus de rapporten die zijn uitgebracht door medisch deskundigen.

Fair trial
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft iedere verdachte recht op een eerlijk proces; een fair trial. “Kijkend naar de conclusies van de deskundigen en de daarop ter zitting gegeven aanvullingen en kijkend naar hetgeen wij zelf tijdens de descente hebben waargenomen, is het uitgesloten dat verdachte het strafproces inhoudelijk zal kunnen volgen en daaraan zal kunnen deelnemen. Dit raakt de kern, de basis van een eerlijk proces; het recht om jezelf, al dan niet bijgestaan door een raadsman, tegen beschuldigingen te verdedigen. Dat is wat Van D. niet kan”, aldus de officieren.

Niet ontvankelijkheid
“En dat maakt dat wij als officieren van justitie, als vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, de rechtbank niets anders kunnen vragen dan het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.” Daarmee is er volgens de officieren ook geen grond meer voor de voorlopige hechtenis.

Verantwoorde wijze
“Wij hebben zowel van uw rechtbank, als vanuit de verdediging van de medeverdachte, maar ook vanuit de pers meermalen de vraag gekregen of de verdachte al door de politie gehoord was. Steeds hebben wij aangegeven dat wij eerst meer inzicht in de medische toestand en de mogelijkheden en onmogelijkheden om met van D. te communiceren moesten hebben, voordat we konden beslissen of en op welke manier een verhoor op verantwoorde wijze plaats zou kunnen vinden. Zorgvuldigheid stond en staat voor ons voorop.”

“Dat inzicht hebben wij uiteindelijk gekregen uit het op 21 oktober 2020 door het Pieter Baan Centrum opgeleverde rapport, uit de descente die op 13 en 14 Januari 2021 heeft plaats gevonden en uit de zitting van vorige week waar de deskundigen zijn gehoord. En hieruit blijkt wel dat onze vraagtekens bij de mogelijkheden tot communicatie met van D., bij de mogelijkheden om met hem in verhoor te gaan, terecht zijn geweest.”

Kwetsbaarheid
De officieren begrijpen dat de conclusie voor met name de oudste vier kinderen – die zich hadden ontworsteld aan de leefgemeenschap – hard aankomt. “Daarvan zijn wij ons terdege bewust. Zij hebben in al hun kwetsbaarheid uitgebreid verklaard over vreselijke dingen die zij in hun jeugd en jongvolwassenheid hebben moeten doorstaan. Over de wijze waarop zij zijn opgegroeid, de vreselijke geheimen die zij met zich mee droegen en de gevolgen die dat tot op de dag van vandaag voor hun heeft.”

"Niets doen was geen optie"
Ondanks het verloop van de zaak, was ingrijpen door politie en Openbaar Ministerie noodzakelijk: “Op 14 oktober 2019 moesten we ingrijpen; er had zich een jongeman bij de politie gemeld die vertelde in slechte omstandigheden, tegen zijn wil in een boerderij te verblijven; hij wekte de indruk aan iets ergs ontsnapt te zijn. Ter plaatse blijkt hoe goed het gezin inderdaad verborgen is; aanvankelijk kan de politie hen niet eens vinden. Pas als de jongeman vertelt dat er een verborgen deur is, wordt het gezin aangetroffen.”

“We konden niet de deur achter ons dicht trekken, de kinderen aan hun lot overlaten en er maar het beste van hopen. Vanuit het oogpunt van waarheidsvinding moest er onderzoek gedaan worden naar de aangetroffen situatie. Maar ook vanuit de zorgen over het welzijn van het gezin, moest er gehandeld worden. En dat hebben we dus ook gedaan”, aldus de officieren.

Keuzevrijheid
“Door te handelen hebben we er voor gezorgd dat de oudste kinderen eindelijk konden en durfden te spreken over het bestaan van hun jongere broertjes en zusjes. Het geheim en de zorgen waarmee zij al die jaren rondgelopen hebben is doorbroken en zij hebben inmiddels weer regelmatig contact met de jongeren.
We hebben de jongere kinderen uit een op dat moment onveilige, bizarre situatie gehaald. En in de loop van het onderzoek hebben we ze iets gegeven wat ze voorheen niet hadden. Een daadwerkelijk bestaan in onze samenleving door hun inschrijving in het persoonsregister, maar veel belangrijker nog: keuzevrijheid.”

“In de afgelopen anderhalf jaar hebben de kinderen onze samenleving leren kennen, daaraan deel kunnen nemen en hebben ze geestelijke en medische verzorging gehad. Mochten zij, nu ze hebben kunnen proeven aan het alternatief, er toch voor kiezen om weer met vader in afzondering te willen leven, hun geloof uit te willen oefenen – dat is een recht dat zij als inmiddels meerderjarigen gewoon hebben. Dat is hun keuze.”

De rechtbank heeft hierop vandaag het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging van de hoofdverdachte in de Ruinerwold-zaak:
In 2016 heeft verdachte een Cerebro Vasculair Accident (CVA) doorgemaakt. Als gevolg hiervan functioneren zijn hersenen niet meer goed, is hij halfzijdig verlamd en zijn gezichts- en spraakvermogen zijn aangetast. Bij verdachte is sprake van globale afasie. Het CVA heeft het taalbegrip en de taalproductie van verdachte aangetast. Hij is, afgezien van het maken van enkele klanken, niet in staat te spreken. Zijn begrip van zowel geschreven als gesproken taal is ernstig verstoord. Ook de mogelijkheid tot schrijven is door het CVA aangetast. Verdachte kan woorden niet zelf schrijven of typen.

Niet in staat zich te verweren tegen vervolging
Door de deskundigen is geconcludeerd dat niet valt te controleren wat verdachte precies begrijpt en of de antwoorden die hij geeft, betrekking hebben op de vragen die hem worden gesteld. Verdachte is mogelijk wel in staat te begrijpen dat hij wordt berecht, maar de complexiteit van begrip die nodig is om de rechtsgang procesmatig en inhoudelijk te doorzien, kan hij niet opbrengen. De deskundigen schatten in dat verdachte met name niet in staat zal zijn zich tegen de vervolging te verweren.

Ernstige belemmering
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake is van zodanige fysieke en cognitieve beperkingen, dat hij niet in staat is om het strafproces te volgen dan wel in voldoende mate de eventuele gevolgen van dit proces te doorzien. Door zijn beperkingen is verdachte ook niet in staat de zaak met zijn raadsman te bespreken en de verdedigingsstrategie te bepalen. Bovendien kan hij tijdens de terechtzitting niet naar voren (laten) brengen wat zijn lezing van de feiten is en wat hij van belang acht voor zijn verdediging. Mede gelet op de aard, omvang en complexiteit van deze zaak, is dat een ernstige belemmering voor het voeren van de verdediging.

Schending van het recht op een eerlijk proces
Voortzetting van de vervolging onder deze omstandigheden zal blijkens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, een schending van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM opleveren.

Alles afwegende is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.