In Memoriam: oom Jaap

Het is zondagochtend. We lopen naar de kerk. “Speelt oom Jaap?” vraag ik aan mijn moeder. “Ik weet het niet, kind. Misschien moet hij vanmiddag spelen, we zullen het wel zien.” Aan het eind van de straat kan ik het kerkorgel al horen. We lopen de hal binnen en hangen onze jassen op. Mijn moeder maakt een praatje met een mevrouw. Ik kijk ondertussen nieuwsgierig wie er achter het orgel zit. Ja! Het is oom Jaap. De kerkzaal is nog bijna leeg. Wij gaan altijd vroeg naar de kerk omdat mijn moeder graag vooraan wil zitten. Ik huppel langs de rijen met stoelen en blijf naast het orgel staan. Ik zeg niks, maar lach naar oom Jaap. Hij blikt even opzij en geeft mij een vette knipoog en grijnst naar me. Mijn moeder wenkt me. “Kom!” Ik loop naar de rij waar we altijd zitten. Het plekje op de hoek is leeg. Daar gaat oom Jaap straks zitten als de preek begint. Op de tweede stoel zit tante Emmy. Zij is de verloofde van oom Jaap. Ik ken haar nog niet zo heel lang, maar ik vind haar erg aardig. Ze heeft een lief gezicht en soms mag ik naast haar zitten in de kerk. Nu ook. Ik geef haar een arm. Ze heeft van die zachte armen. En ik krijg van haar altijd een paar pepermuntjes tijdens de dienst.

We praten even zachtjes met elkaar. Dan pakt Tante Emmy haar bijbeltje en zoekt vast op wat de dominee straks gaat lezen. Ik luister naar het orgelspel. Maar wat gek! Het lijkt wel alsof oom Jaap ‘Altijd is Kortjakje ziek’ speelt! Of niet? Hij speelt er ook nog van alles om heen, dus ik kan het niet helemaal goed horen, maar het leek er wel eventjes op! En wat hij nu speelt, lijkt wel op dat ene liedje van de langspeelplaat die mama en oom Jaap heel vaak samen draaien! Ik draai me naar mijn moeder. Ze zit te lachen. Oom Jaap kijkt even achterom naar haar en lacht ook. Dan kijkt hij naar mij en geeft me een knipoog. Hij doet het gewoon expres! Zouden de andere mensen het ook horen? Ik kijk achterom. De kerk is al aardig vol. Maar de mensen zitten gewoon voor zich uit te staren of zijn in hun bijbel aan het bladeren. “Hoorde u het ook, mam?” fluister ik. Mijn moeder knikt en lacht naar me. “Sst,” zegt ze dan. “Daar komt de dominee.”

Afgelopen weekend was ik op Ameland met het koor waar ik nu vier jaar lid van ben. Het was een heerlijk weekend. Een nieuw lied ingestudeerd, lekker uitgewaaid in de duinen, vol energie en verhalen kwam ik thuis. Daar hoorde ik het bericht dat oom Jaap is overleden. Het kwam niet totaal onverwacht, maar toch schrok ik ervan. Herinneringen aan oom Jaap tuimelden door mijn hoofd en Ameland leek onmiddellijk naar de achtergrond geschoven.

Hij was de jongste broer van mijn moeder en was begin twintig toen ik werd geboren. Als oom Jaap kwam, dan was het feest. En als hij piano ging spelen, dan was het dubbel feest. Ik herinner me zijn bulderende stem en daverende pianospel. De piano stond letterlijk te schudden als hij er op speelde. Hij was dol op zijn nichtjes en neefjes. En wij waren dol op hem. Hij nam ook vaak muziek mee waar we dan met z’n allen naar luisterden. Klassieke muziek, maar ook popmuziek. Nooit zal ik die keer vergeten dat hij met het Harlekijnlied van Herman van Veen aan kwam zetten. Ik was een jaar of zes en rolde over de grond van het lachen toen ik dat gekke liedje met niet bestaande woorden hoorde. We probeerden het na te zingen en struikelden over onze tongen.

De bruiloft van oom Jaap en tante Emmy was de eerste die ik meemaakte. Met open mond staarde ik naar het prachtige stel. Zij in een witte jurk met een sleep, geborduurd met bruine en oranje bloemen. Mijn zusje Jeannet en mijn nichtje Petra waren de bruidsmeisjes. Ze droegen een wit jurkje met een oranje en een bruine verticale bies. Oom Jaap had een groen pak aan. En een overhemd met grote kraag, zoals de mode was in de jaren ’70.

Helaas gingen oom Jaap en tante Emmy weg uit ons dorp. Ze gingen in Groningen wonen. Maar er werd altijd heel wat af-gelogeerd binnen onze familie en ook in Groningen waren wij meer dan welkom. Vanuit de Noordoostpolder mocht ik als twaalfjarig meisje voor het eerst alleen die reis maken: met de bus en de trein naar oom en tante! Wat spannend! In Groningen haalde oom Jaap me op van het station.

Die logeerpartij staat me nog helder voor de geest. Er was een klein nichtje geboren dat ik de fles mocht geven, dat ik mocht verschonen en waar ik mee mocht spelen. Ik voelde me bijna een volleerd moeder. Monopoly spelen met oom Jaap tot diep in de nacht. Ik schreef in die tijd al verhaaltjes en kliederde per jaar minimaal één dagboek vol. Oom Jaap mocht ze lezen en stimuleerde me vooral door te gaan met schrijven. Als ik die ‘boekjes’ van toen soms nog eens doorblader, dan denk ik aan hem. Simpele, kinderachtige verhaaltjes, maar hij recenseerde mijn werk altijd alsof het om literaire hoogstandjes ging. Ook schreven we elkaar brieven. Tante Emmy schreef er ook altijd nog een paar regeltjes onder, maar oom Jaap pende rustig vier kantjes vol. Ik schreef wel veel vaker dan hij, maar áls ik dan ook een brief terugkreeg dan was ik de koning te rijk. Hij leerde me ook wat liedjes spelen op de piano en vond het fantastisch dat ik op pianoles ging. Ik voelde me bij hem geen onzeker lelijk eendje, want hij vond me een grappig en origineel kind, liet dit ook telkens blijken en gaf me daardoor een stukje zelfvertrouwen.

Mijn zusje en ik mochten twee jaar na die logeerpartij mee op vakantie met oom Jaap, tante Emmy en – inmiddels- twee dochters. Ik herinner me die vakantie als één feest van zon, vrijheid, gezelligheid en spelen met de kleine nichtjes. Schommelen met Hanneke, wandelen met de kleine Lobke in de buggy. Tante Emmy die altijd zo lief voor ons was, oom Jaap die spelletjes met ons deed en ons aan het lachen maakte met zijn gekke grapjes. Dan trok hij zijn Zwiebertjes-hoofd en dat was al voldoende om de slappe lach te krijgen. “Ik zou wel zin hebben in een kopjen kofjen,” zei hij dan, op z’n Zwiebers.

De jaren verstreken. Ik kreeg al jong verkering en trouwde toen ik nog maar net eenentwintig was. Oom Jaap en tante Emmy waren er ook bij met hun –inmiddels- drié dochters. Niet lang na de trouwdag raakte ik zwanger. Tijdens die zwangerschap, nu drieëntwintig jaar geleden, kreeg ik het bericht dat oom Jaap een zware beroerte had gehad. Dat was schrikken. Al was het contact dan veel minder geworden, dit deed natuurlijk niets af aan mijn gevoel voor oom Jaap.

Ik zag hem voor het eerst weer op de 25-jarige bruiloft van mijn ouders. Mijn zoontje was toen een half jaar. Oom Jaap zat in een rolstoel. Hij had afasie en kon amper praten. Af en toe zei hij dingen als: “Falderie, faldera.” Vroeger hadden we zo gelachen om Herman van Veen met zijn gekke Harlekijnlied, nu had oom Jaap zijn eigen variatie op dat lied. Zijn eigen Harlekijnsongtekst. Maar hij wilde wel heel graag mijn zoon vasthouden. Dat beeld kan ik nog steeds oproepen. Het frustreerde hem behoorlijk, dat hij niet met me kon praten zoals vroeger. Dat was duidelijk te merken, hij werd er boos om. Ik vond het verdrietig om hem zo te zien. Mij frustreerde het ook. Maar ondanks alles had hij wel zijn humor bewaard, want af en toe moest hij lachen om grapjes die gemaakt werden en ook zijn ogen glinsterden soms ondeugend. Er was veel dat hij niet meer kon. Maar er was ook nog veel om voor te leven. De liefde van zijn lieve vrouw en hun drie dochters. Familie. Muziek. En veel jaren later zijn kleinkinderen.

Ik heb oom Jaap niet vaak meer gezien na zijn beroerte. In feite al mijn ooms en tantes niet. Raar eigenlijk. Zij kennen mij al van kleins af aan, en andersom ook. Door het overlijden van oom Jaap besef ik, hoe vergroeid ik eigenlijk ben met deze mensen. Via mijn moeder ben ik door de jaren heen altijd op de hoogte gehouden van het wel en wee binnen de familie, maar elkaar zien, nee, dat gebeurt eigenlijk veel te weinig. Ik werd ook destijds opgeslokt door mijn gezin met drie kleine kinderen, door studie en werk en door al mijn eigen beslommeringen.

Morgen zal oom Jaap begraven worden. Er gaat een kerkdienst aan vooraf. Ik zal niet nieuwsgierig kijken wie er op het orgel speelt. Want hoe goed de organist ook zal spelen, zo mooi als het orgelspel van oom Jaap wordt het toch nooit.

Die speelt nu namelijk, net als vroeger, de sterren van de hemel.