Wie heeft de grootste?
Kijk ik even naar omhoog
Dan zie ik de Rabo-torens
En houd ik het niet droog
Om een heel aantal redenen is Utrecht Rotterdam niet. Er zijn de simpele verschillen – in naam, voetbalclub en ligging, maar ook wat subtielere. Utrecht is bijvoorbeeld nooit door de Nazi's platgebombardeerd, terwijl de Nederlandse strijdkrachten zich strikt genomen al hadden overgegeven. Daardoor heeft haar stadscentrum zich wat anders, maar niet geheel in tegengestelde richting van Rotterdam ontwikkeld in de afgelopen halve eeuw. Waar Rotterdam noodgedwongen lelijke nieuwbouw en zielloze flats op de kale vlaktes van de binnenstad neerzette, deed Utrecht hetzelfde in haar pittoreske provinciale centrumpje. Heel Wijk-C werd in de jaren zeventig met de grond gelijk gemaakt en de Catharijnesingel dichtgegooid, om plaats te maken voor een schuwlelijk stationsgebied van ruim één bij één kilometer, bestaande uit diverse beton-orgasmes als het Jaarbeurs-complex, het Centraal Station, Hoog-Catharijne en 't Vreeburg. Na vijftien jaar, in 1988, werd openlijk door de stadspolitiek nagedacht over het opnieuw veranderen van 'het stationsgebied'. De monotone grijze bouwstijl werd toen al hopeloos achterhaald geacht.
Jaren werd gesteggeld over wat en hoe er iets veranderd zou moeten worden. De politiek verzon van alles, maar kwam er zoals altijd niet uit. Aan het begin van de nieuwe eeuw gaf de Utrechtse burger in overweldigende meerderheid aan in een referendum, dat ze het stationsgebied graag minder bebouwd, met meer groen en meer openbare voorzieningen zouden zien. De gedachte: lelijke betonbouw plat, stadspark voor de bevolking. De bijna veertig jaar oude catacomben zijn een kankergezwel in de verder zo prachtige binnenstad van Utrecht, en dienen in allerijl verwijderd te worden. Dat zeg ik niet alleen, dat vindt half Nederland. En ja, dat is ad populi, maar in een column mag dat. Vooral die keren dat ik 's nachts half of geheel dronken door 'het grootste winkelcentrum van het land' liep, werd ik getroffen door de psychedelische sfeer die er hangt. Altijd lampen aan, altijd muziek, al ben je de enige in de enorme gangen. Van die liftmuziek, of Celine Dion of Phil Collins, felgeel licht overal, af en toe een zwerver in een portiek – het is wel deel van de stad geworden, maar zou als kiespijn gemist kunnen worden.
De politiek gaf, zoals altijd, nauwelijks gehoor aan de schreeuw in de woestijn. Hoewel het plan is om inderdaad de Catharijnesingel opnieuw aan te leggen, wordt voor de rest weinig aan groen gedacht. Vrijwel alles van wat er op dit moment staat, blijft staan. Ook die gruwelijk lelijke gebouwen waar de Media Markt nu in huist. Ze krijgen hoogstens een nieuw kleurtje of een andere façade. Reden? Het complex is direct na de bouw verkocht aan een private instelling, die helemaal geen zin heeft om haar gebouwen drastisch aan te passen of te verkopen. Daarvoor loopt het winkelcentrum veel te gesmeerd; ook in crisistijd is meer dan 90 procent verhuurd. Wat ze wel 'gaan doen', is het zogeheten CU30-plan (waarbij het godsgeklaagd flauw gekozen 'CU' op Centrum Utrecht, See You én ChristenUnie kan slaan en '30' heel gelukkig zonder verdere specificatie van eeuw weergegeven is). Overal in de stad hangen al jaren borden met het logo erop. See you in 2030, met een financiering die wankel is, een plan dat voorlopig hooguit half uitgevoerd gaat worden en een hopeloze drang naar meer conformiteit in de zin van nóg meer kantoor-, woon- en winkelruimte.
Regelmatige bezoekers van Utrecht Centraal zullen de enorme groene torens die momenteel verrijzen in de skyline van de stad niet zijn ontgaan. Het betreffen twee postmodern aan elkaar vastzittende wolkenkrabbers van de Rabobank, met groen weerspiegelend glas bekleed, nu rond de tachtig maar uiteindelijk ruim 150 meter hoog. Die zijn ook deel van het CU30-ontwerp. Het wordt een gebouw dat vanuit de verste verte te zien is, anderhalf maal hoger dan de Domtoren zelf. Een schandelijke nihilistische zelfbevlekking vind ik het. Aan de geschiedenis wordt weer eens totaal geen rekenschap afgelegd. In Washington D.C. geldt de regel, dat de gebouwen van de stad slechts anderhalf maal zo hoog mogen zijn, als de straten waaraan ze liggen breed zijn. Dat is een prima regel. De gebouwen in Utrecht zouden zo nooit hoger dan een meter of vijftig, zestig worden.
Maar nee. In de strijd om het grootste fallussymbool dingt Utrecht ongezond mee naar de hoofdprijs. In hoog tempo zijn de Uithof-verschrikkingen gebouwd. En al jarenlang woedt de discussie om de Belle van Zuylen neer te zetten, een zo mogelijk nóg hoger gedrocht dat men langs de A2 wil plempen ter hoogte van Leidsche Rijn. Vanaf de top schijn je dan naar China te kunnen kijken, zo hoog wordt het. Beleidsmakers krijgen er een bolle broek van, als ze denken hoe dat idiote Rotterdam afgetroefd zou kunnen worden. Het Grote Piemel-virus is overigens niet alleen voor deze twee gemeenten voorbehouden. Ik noem de Zuidas, of, waar ik altijd spontaan diarree van krijg, de skyline van Den Haag. Wij zijn geen New York of Singapore of Londen. We krijgen de Noord-Zuidlijn niet eens werkend. We kunnen leuk bagger opspuiten, heel aardig wiet telen, doen netjes een duit in het zakje van ontwikkelingssamenwerking, hebben ook nog zo'n kek 'vredestribunaal' waar we onze subjectieve Verlichte waarden tegen andere subjectieve niet-Verlichte waarden gaan toetsen. We vinden onszelf heel wat. Dat is dan ook het probleem.
Waarom bouwen we anders wolkenkrabbers? Het idee stamt al uit de bijbel: ook het volk van Babel wilde (aan hun God, maar ach) laten zien dat ze een verrekte grote piemel hadden. De Amerikanen hebben een tijd geheerst en hadden de hoogst priemende piemels, maar worden al enkele decennia ingehaald door idioten met tijd, geld en compensatiedrang teveel uit Dubai, Singapore en Korea. In Nederland strijden steden van oudsher al om 'de grootste'. Utrecht had met de Dom honderden jaren het hoogste uitkijkpunt van Nederland. 'Op heldere dagen kun je de Martinitoren en de Euromast zien', zegt de Utrechter nu nog trots. Maar dat verrekte Rotterdam, dat betonnen monster, ontsteeg de Dom snel. Overal verrijzen er nu honderden meters hoge gebouwen, de één nog lelijker dan de ander. In Den Haag staat een soort heksenkringetje van schaamteloosheid overeind, vaak nog behuizing van het één of andere ministerie ook.
Ruimte voor stadsparken, werken aan een schone, veilige stad, nou nee, hmm, daarmee maken we geen furore in de masculine geschiedenisboekjes. Maar een enorme wolkenkrabber? Die wil elk gemeenteraadslid wel op z'n naam hebben staan. Met ruimte heeft het niets te maken. 85 procent van Nederland is niet bebouwd. Ook nu weer, ditmaal in het CU30-debacle, verrijzen tientallen middelgrote, grote en enórme gebouwen in het toch al overvolle stationsgebied van de stad. Met de Rabo-torens als voorlopig diep- danwel hoogtepunt. Ik heb m'n rekening er nog steeds lopen hoor, begrijp me goed, maar waarom juist deze no-nonsense provinciale bank zó'n enorm gebouw nodig heeft is mij een raadsel. Als zelfs de Boerenleenbank geïnfecteerd is met fallische grootheidswaan zijn we verder van huis dan ik dacht. Maar het zij zo. Misschien ben ik gewoon bang voor veranderingen. Of zie ik te snel een drang tot het bewijzen van iemands zelf. Psychologenvoer, wellicht. Toch moet ik huilen als ik boven op de Dom sta. Over die Rabo-torens zullen we nooit meer heen kunnen kijken, na zeshonderd jaar prachtig uitzicht. Vaarwel. En CU30 nooit meer.