Post Mortem

Nou proost, meid! Op jou. Ad fundum dan maar, hè! Ha, je kent me toch. Alles of niets. Zo onmatig. Jij niet. Jij bent van de principes. Gelijk heb je. Als het aan jou lag, zaten we nu aan de zelf gebrouwen vlierbessenwijn. Kan ik absoluut in meegaan, omdat jij het bent, maar zelf zoek ik dat niet. Net als die bananenbloemen, die je zo virtuoos kokkerelde voor mij. Heerlijk, daar ga ik niets aan afdoen, maar niet mijn stijl. Ik zal nooit de markten afstruinen op zoek naar bananenbloemen. Maar dat weet jij wel. Jij kent mij beter dan wie ook, ondanks dat we zo verschillend zijn.

Ja, gek hè? Dat wij toch aan elkaar zijn blijven hangen. Tweeëntwintig jaar lang. Innig bevriend, jij en ik. In voor- en tegenspoed. Aanvankelijk als een soort Siamese tweeling, later met een lagere bezoekfrequentie, maar dat was nooit een obstakel. Jij begreep alles. En als we elkaar weer zagen was het als vanouds. Alsof er geen tijd en ruimte tussen ons waren geweest. Gewoon de draad weer oppakken. Meestal lag het aan mij. Dat wist jij ook wel. Altijd vol met smoesjes. Onder de duim, dat ook. Daar is nu een einde aan gekomen. Ik zou het allemaal anders doen. Echt waar. ‘Sorry’ mocht ik niet zeggen van je. Zonder woorden vergaf je me alles.

Ik weet het nog goed, hoe wij elkaar ontmoetten. Ik zie het zo voor me. Jouw initiatief, natuurlijk. Ik probeerde me zo onzichtbaar mogelijk te maken. Stel je voor: een elfjarige, in gevecht met haar coltruitje in de kleedkamer. Uit mijn ooghoeken had ik het allang gezien. Niemand had zo’n achterlijke beha aan, behalve ik. Dan zorg je natuurlijk dat je zo snel mogelijk je kleren weer aanhebt na de gym. Toen mijn vuurrode hoofd uit de trui kwam, stond jij daar. Jij was niet verlegen, ik des te meer. Jij zei je naam en informeerde naar de mijne. Je vroeg simpelweg of ik je vriendin wilde zijn en gaf me een lolly.

Ik zei ‘ja’. ‘Nee’ zeggen zou ondenkbaar geweest zijn. Dat had ik nooit gedurfd. Maar goed ook, anders had ik het misschien nog gedaan. Jij was zo groot, zo krachtig. Letterlijk en figuurlijk. Wat was je zelfverzekerd en vastberaden. Ik niet. Jij ging recht op je doel af. Ik niet. Ik was een blozende draaikont, die met zichzelf geen raad wist. Waarom koos je mij? Ik snapte het niet. Zo anders. Wat zag jij dat ik niet zag? Had je een vooruitziende blik?

Jullie passen niet bij elkaar. Jut en Jul. Was en halfwas. Ik geloofde ze wel, de mensen die dat zeiden. Of nee, het was meer een weten dan geloven. Pas je bij elkaar als je op elkaar lijkt? Het deed me heus wel wat, wat een ander ervan vond. Maar op den duur niet meer. Ik voelde me op mijn gemak bij jou. Wij vulden elkaar aan. Ik legde het naast me neer, wilde er niet meer over nadenken. Nu wel. Nu is het belangrijk, toen niet. Nee, jij was niet mijn evenknie. Wij waren Yin en Yang.

Ik heb uiteindelijk niet naar hen geluisterd. Jij al helemaal niet. Maar goed ook. De heilige twee-eenheid, werden we genoemd. Ja, spot er maar mee! Zouden ze willen, dat ze zo’n vriendin hadden als jij. Ik besliste zelf wel wat ik er van vond. En dat had ik niet van mezelf. Nee, van jou geleerd. Ik koos mijn eigen pad en stond ervoor. Ook van jou geleerd. Bij jou leek het aangeboren. Zo standvastig! Wat keek ik naar je op! Jij ook naar mij, bleek later. Al begreep ik niet waarom.

Hé meid, ik neem er nog één hoor! Op jou nog steeds. Cheerio! Wat was ik altijd een losbol, hè? Niet te remmen. En een flirt! Jij niet. Jij was er om mij uit de nesten te redden. Soms liet je me gaan, liet je me uitrazen. Ach, je wist hoe ik was. Soms liet je me ook niet, was je het beu. Moesten ze uit mijn buurt blijven, was ik van jou. Deed je alsof we geliefden waren. Maar dat waren we niet! Wat moesten ze wel van me denken? En dan was ik zo kwaad op je. Ik keek nooit verder dan mijn neus lang was. Jij wel. Ik nu ook. Van jou geleerd.

Ik had zoveel bewondering voor jou. Jij had een plan en je week voor niets. Toch had het lot genoeg ruimte voor verrassingen. Bij mij was het andersom. Mijn lot stond vast, mijn plannen moesten wijken. ‘Ga nou weg bij die vent.’ zei je iedere keer. Maar ik luisterde niet. Ja, uiteindelijk wel. Zie je me nu, hoe het nu met me gaat? Zie je hoeveel ik geleerd heb, hoe ik nu in het leven sta? Hoe het lot samenvalt met mijn plannen en hoe ik kansen zie en neem waar ik ze vroeger nooit zag? Zie je mij en mijn lief en mijn gezin? Dat was op het nippertje, hè? Maar ik heb het er goed vanaf gebracht. Dat wel.

Zie je hoe ik hier zit, de fles half vol. Nog één toost, lieve vriendin. Op jou. Op je verjaardag, die ik nog steeds vier, ook al ben je al bijna tien jaar dood.