Sudden Death

Wellicht is dat de gedachtegang van de supporters. “Zij hebben óns het voetbal in een aantal jaren afgenomen, dan zorgen wij er wel voor dat het helemaal ter ziele gaat.” De grote bedrijven hebben het voetbal mee de duistere wereld van steekpenningen, omkoopschandalen en belangenverstrengeling in weten te trekken. Bij de supporters zijn de laatste centen uit de zak geklopt met de torenhoge prijzen voor een voetbalshirtje. Dat, terwijl dezelfde shirts door een stel Thaise kinderen voor een prikkie in elkaar worden gezet.

Het voetbal wordt allang niet meer geregeerd door geslepen trainers en fenomenale voetballers. Marketing managers berekenen nu hoeveel tijd 'hun' voetballer op het veld moet staan, en waar, om zo een maximale exposure van hun product te krijgen. En als dan toevallig die speler korte tijd voor een wedstrijd in elkaar klapt is dat erg jammer, voor die speler. De ‘supporters’ spreken, tijd om de knop om te draaien, het stervende voetbal uit haar lijden te verlossen. Ze hebben over de jaren al meer dan genoeg moeten slikken.

Toen ik een jaar of 8 was, ontdekten we een eindje van ons huis vandaan een schitterend voetbalveldje. Eén levensgroot veld en twee extra ‘echte’ goals op nog 2 stukken gras. Dit was ons voetbal-mekka, ons Nou-Camp. Zodra de winter in Maart z'n vertrek duidelijk had gemaakt en de temperatuur een sprong omhoog maakte, pompten we onze bal weer tot ideale druk op, trokken we onze oude schoenen aan en gingen een nieuw voetbalseizoen tegemoet.
Acht uur 's ochtends stonden we op, snel wat boterhammen naar binnen werken, colaflessen vullen met water en richting het veldje. Complete wedstrijden speelden we na. Het puntertje van Van Basten, welke de 6-0 tegen Malta betekende, het stoppen van een penalty als Van Breukelen op het EK van '88 en de kopbal van Gullit tijdens hetzelfde kampioenschap. Nog een keer, in de herhaling.

Moegestreden, maar altijd met een overwinning op zak gingen we dan in de middag naar huis, om met een stapel boterhammen de batterij weer op te laden. Hooien, schransen, naar binnen schuiven. We waren nodig op het veld, het publiek was uitzinnig en wilde meer. En ze kregen meer. De rest van de middag vervolgde we de competitie, het EK, WK en vriendschappelijke wedstrijden. Een luid gejuich barstte los als het net achter de doelman weer een bal omhelsde. Wat de volwassenen niet voor elkaar kregen, lukte ons elke keer: Nederland - Duitsland: 5-0 en drie rode kaarten voor onze oosterburen.
In de zomer ging dit dagen, zoniet weken achter elkaar door, met een enkele rustpauze als ons heilig gras door moeder natuur van nieuwe voeding werd voorzien. We hadden maar één grasmat, geen dak en konden ons veldje al helemaal niet naar binnen schuiven. We waren overgeleverd aan de elementen.
De dagen werden langer en zo ook de wedstrijden. Dan, als het zo donker was geworden, dat we de bal écht niet meer aan zagen komen, floot de scheidsrechter af. Tijd om de kleedkamers weer op te zoeken.

Tot September of Oktober. De wind stak de kop op, de storingen kwamen, de temperatuur daalde en voetballen met een jas aan gaat niet. Koning winter laat voorzichtig iets van z'n krachten zien en verdreef ons uit onze voetbaltempel. De elementen bepaalden wanneer het seizoen afgelopen was. De bal in de schuur, schoenen erbij. Winterstop.