'Vaak verkeerde diagnose kindermishandeling'

In de helft van de onderzoeken naar kindermishandeling en misbruik is door jeugdzorg, artsen of justitie een dubieuze diagnose gesteld. Dat zegt forensisch arts bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), dat de onderzoeken heeft bekeken, Rob Bilo vandaag in het radioprogramma Argos.

Het tekortschieten van de duiding van mogelijk letsel zou ertoe leiden dat kindermishandeling over het hoofd wordt gezien of in andere gevallen onterecht wordt vastgesteld. Gevolg hiervan is weer dat mensen onterecht worden veroordeeld of onterecht vrij rondlopen.

Naar schatting worden jaarlijks tussen de honderd- en honderdzestigduizend kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Van hen hebben er circa twintigduizend te maken met fysiek geweld en vijfduizend met seksueel misbruik. Bilo beoordeelt dagelijks voor het NFI onderzoek van verschillende instanties naar mogelijk mishandelde kinderen. "Als het gaat om duiding van lichamelijk letsel, kun je bij een op de twee gevallen toch je twijfels hebben", zegt hij.

Hoogleraar kindermishandeling aan de Vrije Universiteit Amsterdam Francien Lamers, de oprichter van een van de vijf kinder- en jeugdtraumacentra in Nederland, vertelt dat de kinderen die het centrum bezoeken bijna nooit door een dokter zijn gezien. "Als het een of twee procent is, is het veel." Als er al lichamelijk onderzoek plaatsvindt, dan gebeurt het daarbij volgens haar vaak niet op de juiste wijze.

Volgens Lamers zijn hulpverleners, vaak maatschappelijk werkers, onvoldoende geschoold om een goede diagnose te stellen. Rob Bilo denkt dat hetzelfde geldt voor huisartsen en kinderartsen. "Een hulpverlener die niet medisch geschoold is, moet geen uitspraken doen over lichamelijke afwijkingen. Dat gebeurt wel en baart mij ernstige zorgen. Medische gegevens moeten door een medicus beoordeeld worden en niet door een maatschappelijk werker", zegt Bilo.