Emancipatie moslima's stagneert door kritiek

Fenna Ulichki van de Marokkaanse Vrouwenvereniging heeft zich erover beklaagd dat islamitische vrouwenorganisaties zich steeds moeten verweren tegen anti-islamitische beeldvorming. ''Hierdoor komt het eigenlijke werk voor achtergestelde moslimvrouwen in het gedrang'', zo zei Ulichki gisteren in Amsterdam, tijdens een debat over de positie van vrouwen in de islam.

Volgens Ulichki is de emancipatie van moslimvrouwen inzet geworden van een discussie over de vraag of de islam achterlijk is. In het heersende klimaat worden alle problemen waarmee islamitische vrouwen zitten, volgens haar verbonden met etniciteit of religie. ''Of het nu over hoofddoekjes gaat of over imams die zeggen dat mannen hun vrouw mogen slaan, islamitische organisaties moeten zich steeds verdedigen. Maar de strijd die wij voeren is een politiek-maatschappelijke en geen religieuze strijd.''

Voor de Somalische Ayaan Hirsi Ali, die de islam als oorzaak van de achtergestelde positie van moslimvrouwen aanwijst, had geen Ulichki goed woord over. Ook criticus Cisca Dresselhuys, hoofdredactrice van het feministisch maandblad Opzij, die geen vrouwen met hoofddoek op haar redactie wil, kan niet op haar sympathie rekenen: ,,Was Dresselhuys maar voor een kwart zo solidair met migrantenvrouwen als ze dat met Hirsi Ali is'', zo sneerde Ulichki.

De voorlichter van het Amsterdams Centrum Buitenlanders, Gijs von der Fuhr, deed daar nog een schepje bovenop: Hij noemde Dresselhuys ,,een fossiel van de jaren zeventig. Het prototype van de 'witte' vrouwenbeweging die het eigen emancipatieproces als universeel en alleenzaligmakend ziet''.