Dodelijk verleden 54
‘Alsof ik niet meer zou weten wie mijn ouders waren?’ zei ik terwijl ik het koud kreeg en begon te rillen. En nog voor de eerste rilling sloeg Hernou zijn vest om mijn schouders. ‘Hernou, jij kan mijn vader niet zijn. Ik ben even over de vijftig, jij ook.’ Hij stond op na mijn woorden en keek mij aan. ‘Wat zei Greta over haar leeftijd?’
‘Weet ik veel, ze zat vol vage shit. Veel dingen begreep ik gewoon niet en als jij daar nu ook mee komt aanzetten…’, zei ik geïrriteerd.
‘Waarom krijg je het koud? Vallen er jeugdbeelden op zijn plaats?’ Ik wilde hem in zijn gezicht slaan, maar het was wel waar. Er waren veel gebeurtenissen vanaf mijn twaalfde levensjaar die gewoon raar waren en die ik niet kon plaatsen. ‘Hoe gaat het met je nieren?’ Ik wist niet eens waarom, maar ik haalde uit met mijn vlakke hand in Hernou’s gezicht. Ik voelde de binnenkant van mijn hand direct branden.
‘Houd je bek over mijn nieren!’ schreeuwde ik. Ik leed aan nefrotisch syndroom rond mijn twaalfde. Dit trauma was ik vergeten. Vooral ook omdat ik toen ik achttien was pas begreep waarom mijn ouders geen nier konden afstaan. Ik moest maanden wachten en dat was een hel aan het dialyseapparaat. Ik ben eroverheen gekomen omdat ze goede ouders waren. De wang van Hernou werd langzaam vuurrood. Maar hij vertrok verder geen spier en bleef totaal kalm.
‘Ik wil je het bewijs leveren dat zij je ouders niet waren, maar ik begrijp dat dit een grote schok voor je is’, zei Hernou. Hij zag dat ik onregelmatiger begon te ademen.
‘Je bent een beetje aan het hyperventileren. Kom.’ Hij pakte mij onder mijn oksel en tilde mij voorzichtig omhoog. De anderen, ook Karl, wilden meelopen. Hernou hield ze tegen. ‘Laat mij dit maar even met haar alleen doen’, zei hij. We liepen naar buiten en aan de randen van de daken zag ik personen liggen met geweren die erg lang waren.
‘Je denk toch niet dat ik dit allemaal zomaar kan slikken, Hernou? Mijn vader? Mijn moeder Greta, een moordenaar. Behorend tot of eigenaar van een grote maffiaorganisatie? En jij dan Hernou? Niemand weet dat je bestaat. Wat heb jij allemaal gedaan waardoor dat nodig was?’
‘Ik verwacht niets van je. Ik wil je alleen een waarheid voorhouden; jouw waarheid.’
‘En als ik mijn waarheid nu wil laten zoals ze is?’
‘De confrontatie met Greta’s organisatie komt er. Sterker nog: ik ben hem al aan het voorbereiden. Het wordt mijn dood of haar dood, we hebben je niet voor niets laten adopteren’, zei hij rustig. Ik voelde een soort woede opkomen die na het gevoel van machteloosheid kwam.
‘En ik? Hernou! En ik? Sta ik er weer tussen? Mij interesseert het geen ene moer waar jullie dit uitvechten! Breng mij naar mijn kinderen en oude leven en je zult mij niet meer horen’, schreeuwde ik.
‘Dat is het probleem, schat! Ze zullen je niet met rust laten. Zij zal je niet meer proberen te winnen, als moeder. Ze zal jouw kennis van haar organisatie willen beschermen of vernietigen!’ zei Hernou nu ook met verhoogde stem. ‘Je zult een laatste gevecht moeten leveren met haar en we zullen een strategie moeten afspreken’, zei hij.
‘In een wereld waar niets echt is? Waar alles waarschijnlijk een illusie is, zeker?’ snauwde ik hem toe. Hernou was stil en keek in de rondte. Zijn gezicht liet onrust zien.
‘Het zal hier gebeuren, binnen nu en een uur’, zei hij met een zachte maar rustige stem.
‘Ben je nu ook al een helderziende?’ vroeg ik.
‘Net als je moeder.’
‘Volgens mij hebben jullie een gemeenschappelijke deler: ik denk dat jullie mij alle twee niet willen vermoorden. Is bezoekrecht iets voor jullie?’ Hernou lachte zijn tanden bloot.
‘Luister goed, Martha. Ik voel en zie in mijn hoofd, dat voor jou nu lastig te begrijpen is, dat ik in de minderheid ben. Zij, Greta en Carlos, ze leven alle twee nog, hebben het beter voorbereid. Terwijl wij alles van je willen weten hebben zij het voorbereid. We hadden je beter eerst moeten verstoppen. Wacht...’ Hij keek opzij en zag een Porsche Carrera. Hij keek mij aan.
‘Ik hoop toch niet dat je denkt aan vluchten? Dat juist die auto daar staat, is wel heel toevallig. Een truc van Greta? We starten hem en ontploffen’, zei ik koel.
‘En toch doen we het’, zei Hernou. We renden naar de Porsche. Hij opende de passagiersdeur voor mij. Hij opende de klep waar de motor zat. Hij rukte aan iets, ik voelde het in de auto. Via de buitenspiegel zag ik dat hij iets weggooide. Hij kwam naast mij zitten en startte de auto.
‘Toevallig allemaal, Hernou? De sleutels zitten er nog in, en wat gooide je weg?’
‘Het elektrische gedeelte dat het dashboard en dus het gps-systeem activeert. Nadeel is dat we nu niet weten hoeveel benzine we hebben en alle andere zaken die handig zijn te weten. We rijden blind.’ Hernou reed rustig weg. Ik zag een foto aan de sleutel hangen en herkende het gezicht van de foto direct. Het was van een van de vrouwelijke Interpol-agenten. Ik keek Hernou aan.
‘Yep, ze hoort bij de groep van je moeder. Een Interpol-agent kan zo’n auto als deze doorgaans niet bezitten. En de auto stond er al en zo te zien helemaal rijklaar, terwijl ze in een van de SUV’s zat.’
‘Of hij stond voor ons klaar’, zei ik nuchter.
‘Ik weet met welke bedoeling de auto daar stond. Maar vraag mij niets meer. Ook niet waar we nu naartoe gaan. Mijn geest kan ze niet lezen, die van jou wel.’
‘Mijn gedachten lezen? Wat een onzin!’
‘Geloof mij, alsjeblieft’, zei hij met een lichte wanhoop in zijn stem. Ik geloofde hem en bedacht dat ik haar immers al gekkere dingen had zien doen.
‘Ik zeg niks meer. Ik denk wel aan mijn kinderen en mijn business die ik straks weer op ga starten.’
‘En sluit je ogen daarbij’, zei Hernou tot slot.
Ondertussen in Limburg.
Harm had aan Merel en Carla gevraagd hun gsm’s weg te gooien. Hij had hetzelfde gedaan toen ze gestopt waren langs een kanaal.
‘Wat een krot, Harm’, zei Carla toen zij, Merel en Harm een oude boerderij betraden.
‘Dit is een overnachting. De flat kunnen we nog niet in’, zei Harm.
‘De flat?’ vroeg Merel. Er ging een telefoon over in Merels tas.
‘Jezus, Merel!’ riep Harm.
‘Ik denk dat het iemand anders is, Harm. Het is een prepaid, niemand weet dat ik dit nummer heb.’ Ze zag wel in hoe stom haar laatste uitspraak was, ze werd immers gebeld. Harm pakte het toestel af, smeet het op de grond en stampte het met de hak van zijn schoen tot gort.
‘Dit kan onze dood worden, Merel. Wie weet dit nummer?’
‘Ik heb het doorgegeven aan Van Schie. Hij is de enige, echt waar.’
‘Van Schie? Dus Van Schie belde? Van Schie straalt met zijn telefoon een mast hier in de buurt aan en dan deze prepaid. Snap je hem?’
‘Ja, ook dit toestel was alweer gecompromitteerd.’
‘Juist. Ik denk dat we nog hooguit een uur hebben voordat ze hier op de stoep staan.’
‘Wie?’ vroeg Carla. Harm keek naar buiten.
We zijn al te laat, daar heb je ze al. Vier man. Ik heb twintig kogels, het kan spannend worden.