Geen woorden

Het Marktplein is verlaten. Of nee, wat zie ik daar? Er zijn nog wat mannen bezig om de laatste kermisattractie af te breken. Normaal staat hier op zaterdagmorgen de grootste en beste markt van heel Nederland. Nu is er geen kraam te bekennen. Niks geen kruidenverkoper of groenteman. Geen schreeuwende mannen die hun koopwaar aan de man proberen te brengen. Geen lucht van vis, warm brood of verbrande frituurolie. Waar zijn al die mensen? Normaal moet je hier op zaterdagmorgen je met je ellebogen door de menigte heen zien te werken. Nu is er niemand. Op die mannen die de laatste kermisattractie staan af te breken na, dan. Het plein is bijna leeg.

Niet ver van het Marktplein ligt het Oranjepark. Nog geen vijf minuten lopen. De fontein in het midden van de vijver spuit het water als vanouds. De bankjes zijn teruggezet. Tussen de bomen, op het gras, zie je nog de sporen van honderden, nee duizenden mensen die hier hebben gelopen. De grote tenten zijn weg.
Van het Oranjepark is het maar een klein eindje naar de Loolaan. Als je daarheen loopt, kom je langs de Grote Kerk. Het is er stil en verlaten. Alle oranje versiering is verwijderd. Ook het grote oranje tapijt is weg.
Ondanks de leegte overvalt me de schoonheid. Apeldoorn staat bekend als 'stad in het groen' en dat klopt. De bomen zijn fris groen en verspreiden die zompig doffe geur van vers zomerblad.

De deuren van de Grote Kerk staan open. Als je naar binnen gaat, zie je een enkeling een kaarsje opsteken of bidden. Vóór de kerk staat het standbeeld van Koningin Wilhelmina.
Mijn wandeltocht gaat verder. De Loolaan is de meest statige weg van Apeldoorn. Hij ziet er schitterend uit. Het wegdek was voor de gelegenheid opgeknapt. Hoge, formele bomen klimmen aan weerszijden van het asfalt omhoog de lucht in. Alle versiering die over de straat heen hing is weg.

De Loolaan is een kilometer lang. Chique huizen staan erlangs. Aan het eind van de laan is een grote kruising. Daar loopt de ringweg van Apeldoorn. En op één hoek van de kruising staat de gedenknaald. Daarachter ligt Paleis het Loo. Wat ligt het daar schitterend in de bosrijke omgeving. De tuinen van het paleis zijn beroemd, maar vergeet ook het grote park achter het paleis niet. Daar kun je uren dwalen zonder dat je iemand tegenkomt.
Ik ben nu honderd meter van het kruispunt verwijderd. Er lopen allerlei mensen. Mensen, met het hoofd gebogen en met bloemen in hun hand. Die leggen ze neer bij alle andere boeketten die er al liggen. Wil ik er wel heen? Wil ik het wel zien?

Wat een feest! Het is een keer bijzonder aardig, zelfs op televisie. Er is niet eens koekhappen.
Ik zie de beelden vanaf de Grote Kerk en moet voor de zoveelste keer verzuchten dat mijn woonplaats een heel mooie is. Wat een vreugde om al die plekken te zien. Al die plekken die we zo goed kennen, waar we zelf ook regelmatig fietsen. Plotseling is daar die bizarre en gruwelijke gebeurtenis.
Pats. Boem. Bloed. Lichamen op de grond. Mensen in paniek. Ontzetting, ongeloof, verslagenheid. Het decor van een slechte griezelfilm.
Goed voor slapeloze nachten. De close-up foto's in de kranten maken het er niet beter op. Maar ik moet kijken.


Terug moet ik. Terug. Ik draai om en ren bijna. Wat me opvalt, is dat er nog wat feestelijke reclameborden langs de kant van de Loolaan staan. Wel is de bezemwagen langs geweest. De straat glimt bijna, zo schoon is hij.

In het Oranjepark is het doodstil. In de grote vijver zwemt een eendenmoeder met haar kroost. Ik loop iets dichterbij om ze te tellen. Zes! Nee, zeven! Tel ik goed? Zijn het er echt geen acht? Ik doe nog een stap dichterbij. De eendenmoeder doet er alles aan om haar kinderen in veiligheid te brengen.
Ook het Marktplein is nu helemaal leeg. Niks geen draaimolens, cakewalk, achtbaan en schiettent meer. Geen lawaai van muziek, gegil van mensen in attracties of huilende kinderen.
Om mij heen bevindt zich slechts de krankzinnige kermis die Leven heet.


Apeldoorn, mei 2009