Robby en de Bruine Beren

Behoedzaam stapte Robby door het bos. Hij was nu verder dan hij ooit geweest was en de bomen keken hem donker aan. Het bos was stil, alsof het wist dat er een vreemde door liep. Soms kraakte er in de verte een tak, een kale schreeuw dichtbij. Het kon een vogel zijn, of een beest dat ten prooi was gevallen aan de voedselketen. Huiverig keek hij omhoog, het bladerdek werd dichter en de zon was bezig met zijn laatste uur. Een week geleden was hij 's ochtends vroeg vertrokken uit zijn woning. Bij het fluiten van de eerste vogel had hij de deur achter zich dicht geslagen. Eenmaal op de straat had hij nog éénmaal
achterom gekeken en maakte nogmaals de afspraak met zichzelf.

Pas dan, als hij een antwoord had op alle vragen, op alle misstanden, en op het doel van zijn Teddyleven, zou hij terugkeren naar hier.

Het was nu echt donker en Robby zocht naar een plek om de nacht door te komen. Hij liep van boom naar struik, maar niets was echt naar zijn zin. Te nat, te koud, te hoog, te laag. Intensief zoekend merkte hij niet op dat hij werd gadegeslagen door enkele pikzwarte Teddy ogen. Had hij dat wel gedaan dan was hij niet de volgende dag wakker geworden met zijn poten gekneveld. Knipperend tegen het felle zonlicht probeerde hij zich te herinneren wat er gebeurd was. Maar toen zijn ogen eenmaal gewend waren keek hij vol verbazing om zich heen. Hij was vastgebonden aan een paal, midden op een soort marktplein. De gebouwen voor hem waren werkplaatsen. Staal op staalklanken werden afgewisseld met kloppende hamers. De bedrijvigheid was hevig. Overal liepen Teddy's rond. Vrouwen, mannen, kinderen. Alleen ze waren anders dan andere Teddy's Hun vacht was donkerder. Robby wist dat sommige Teddy's wel eens wat bruiner werden als ze ouder werden en hun lichaam niet meer in staat was om hun vacht glanzend te houden, maar dit was anders. Dit was gewoon een hele andere kleur. Hij had wel eens legendes gehoord over een vreemd ras Teddy's maar als hij het vroeg aan zijn leraar of ouders dan verwezen zij dit altijd naar Furbyland.

Het was rond een uur of twaalf. Doordat hij weer bij bewustzijn was, werd de aandacht voor hem groter. Een paar kinderen kwamen langzaam naar hem toe. Schuchter omdat ze, ondanks dat hij vastgebonden was, toch wel erg bang waren voor iets waarvan ze enkel hadden gehoord. De brutaalste kwam naar voren. Hij keek Robby aan met haatdragende ogen.
'Vuile bleekscheet.'
Robby keek hem wat bevreemd aan. Hij begreep niet waarom hij vastgebonden was en al helemaal niet waarom dit kleine beertje hem uitschold. De andere beertjes verzamelden ook wat moed en kwamen dichterbij. Nu begonnen ze allemaal met schelden. Hij werd uitgemaakt voor bruintjeshater, slavendrijver en nog meer dingen die hij helemaal niet begreep. Ze begonnen ook nog te zingen. Het kinderkoor kwam hoog, de teksten waren hard.

Bleekscheet Blanke vacht
Hangen zul je de ganse nacht

Bleekscheet Blanke snuit
Alle Teddy's lachen je uit

Bleekscheet Blanke Kut
Bruin word je enkel in de prut

Bleekscheet Blanke Nicht
Je bent dood voor het licht

De groep Bruintjes werden steeds brutaler en het was wachten op het moment dat de eerste fysieke pijnigingen zouden beginnen.De grootste begon met spugen, de bruin gevlekte pakte een eikel en mikte die vol op Robby's voorhoofd. Robby deed zijn ogen dicht en wachtte op wat komen ging. Hij zag zichzelf al gestenigd worden in een onbekend dorp, nog geen week na zijn grote voornemen om het Teddyberenbos te redden. Plots klonk er een luide stem.
'Ophouden, NU!!'
De beertjes stoven uit elkaar en Robby keek in de ogen van een enorme Bruine Beer.
'Ik ben Dakar, de hoofdvertegenwoordiger van de Bruine Beergemeenschap. Vanwege het overtreden van Grondregel nummer 1 van onze gemeenschap ben je veroordeeld tot een uitdrogingsdood op de marktplaats.'
'Maar ik heb niks gedaan' jammerde Robby. 'Echt! En wat is die eerste regel eigenlijk? En waarom zijn jullie allemaal zo vies bruin?' Nog voordat hij zin helemaal kon afmaken kreeg hij een harde klap.
'Zwijg jij blaag, wij hoeven jou niets uit te leggen. Wij staan jullie helemaal niets verschuldigd meer.'
En de beer liep weg.

Hangend in zijn misère dacht Robby na. Waar was hij nu weer in verzeild geraakt? Wie of wat in Godsnaam waren deze bruine Teddyberen voor een volk en waarom wist hij überhaupt niets van hun bestaan af. Waarom waren ze zo boos op hem? De bruine beer zei jullie, dus zij wisten wel wat hij was, wie hij was. Ze hadden een reden om boos te zijn, om hem een zeer pijnlijke dood te laten sterven.

Het werd al weer bijna donker. De marktplaats liep leeg, af en toe hoorde hij nog een verwensing, hoogstwaarschijnlijk voor hem bedoeld. Hij liet zijn hoofd hangen en aanvaarde zijn lot moedeloos. Was hij maar nooit weggegaan uit het Teddybos. Het was daar dan wel geen pretje daar, maar vergeleken bij deze onheilsplek was het Teddybos een paradijs. Opeens voelde hij iets aan zijn pootjes. Het leek alsof de touwen werden doorgesneden. Hij probeerde te kijken maar kon zijn hoofd niet vergenoeg draaien.
'Ssstt....wees stil en volg mij' klonk een beerinnenstem.
Robby volgde geluidloos, iets anders zat er niet op. Vragen kon hij niet, want daarvoor kon hij haar nauwelijks bijhouden. Pas na een uur lopen, stopte het beertje.
'Dank je wel,' stamelde Robby, geheel buiten adem van de lange voettocht en de publieke vernedering op de marktplaats.

Het beertje draaide zich om en zette de lamp neer die ze ondertussen had aangestoken. Langzaam trok ze de monnikenkap van haar hoofd. En daar zag Robby het mooiste berenmeisje dat hij ooit zag.
'Dag, Robby!'

Einde deel 3

Lees volgende week mee, hoe Robby verliefd wordt op zijn onbekende redder en Takezo de oude Teddy tegenkomt...