Zaak Samir A. opnieuw bij gerechtshof
Het hof twijfelde er toen niet aan dat Samir A. terroristische bedoelingen had, maar vond de voorbereidingen die hij had getroffen dusdanig ,,pril en onhandig'' dat daarvan ,,binnen afzienbare termijn geen reële dreiging uitging''. Het hof beoordeelde de handelingen van A. als ,,onbeholpen''. Het Openbaar Ministerie (OM) was het met die lezing oneens en ging in cassatie bij de Hoge Raad.
Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof in Den Haag een onjuiste uitleg gegeven van het begrip 'voorbereidingshandelingen'. Eén van die handelingen kan zijn het hebben van voorwerpen die ,,kennelijk bestemd'' zijn om een misdrijf te plegen. Of dat zo is, hangt onder meer af van de intentie die de verdachte ermee heeft. En daar heeft het hof in Den Haag niet voldoende naar gekeken, vindt de Hoge Raad. Het hof in Amsterdam moet dat nu alsnog doen.
Volgens de aanklacht van het OM had de verdachte onder meer plattegronden van en routebeschrijvingen naar het Binnenhof, Schiphol, de kerncentrale Borssele en het AIVD-gebouw voorhanden. Daarbij had hij informatie over de beveiliging van die gebouwen en aantekeningen over de werking van wapens en explosieven. Verder had hij onder meeréén of meer patroonhouders, een geluiddemper, een kogelwerend vest, een nachtkijker, een portofoon, wapens, kunstmest en chemicaliën.