Kraanverhuurder niet vervolgd voor bouw muur Israël

Kraanverhuurder Riwal wordt niet vervolgd voor betrokkenheid bij de bouw van de Israëlische afscheidingsmuur rond de Westelijke Jordaanoever. Verder onderzoek naar de ingewikkelde kwestie is niet nodig omdat het bedrijf bezig is de activiteiten in Israël af te bouwen, meldt het Openbaar Ministerie dinsdag.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken noemde het in 2007 al 'ongewenst' dat Riwal aan de omstreden muur en Israëlische nederzettingen meebouwde, maar stelde toen dat een verbod niet mogelijk is. Het bedrijf verhuurde kranen aan bedrijven en daarmee hield de verantwoordelijkheid volgens het ministerie op. Riwal zou niet verantwoordelijk zijn voor wat die bedrijven met de kranen doen.

Onder meer de mensenrechtenorganisatie Al-Haq denkt daar anders over. Die concludeerde dat Riwal oorlogsmisdrijven begaat en deed aangifte. Het OM deed op verschillende locaties doorzoekingen, waaruit bleek dat de kranen inderdaad aan de muur hebben meegewerkt. De bouw in bezet gebied is onder meer door het Internationaal Gerechtshof aangemerkt als schending van het internationaal humanitair recht.

Nederlandse bedrijven mogen niet betrokken zijn bij het schenden van mensenrechten. De vraag of Riwal in dit geval bij zulke schendingen betrokken was is volgens het OM complex. Zonder verder onderzoek zou die vraag niet met zekerheid te beantwoorden zijn. Het OM vindt zo'n groot onderzoek niet nodig omdat Riwal na de aangifte 'vergaande stappen' heeft gezet om de activiteiten in Israël te beëindigen. Riwal had de Israëlische vestiging in 2006 al verzocht niet meer aan het project mee te werken.

Ook speelt mee dat Riwal een 'beperkte bijdrage' heeft geleverd aan de bouw van de barrière en de nederzettingen. De verhuurde kranen en hoogwerkers zouden incidenteel enkele dagen zijn ingezet.