2. Een geheimzinnige vondst

Een kerstcadeau van de FOK!-columnisten. Voor jou. Veertien columnisten hebben zich op een estafette gestort, die je deze kerstdagen fijn kunt lezen, al dan niet onder de kerstboom. Een avontuurlijke reis door de creatieve geesten van onze vaste columnisten. Deel 1 lees je hier. 

De deur naar het flessenhok stond op een kier. Ik zette mijn boodschappen neer en duwde heel langzaam de deur verder open. Het was een enorme chaos. Overal lagen kapotte flessen. Voorzichtig met mijn voeten de scherven wegschuivend liep ik wat verder het hok binnen. Het was groter dan ik had gedacht. Eigenlijk was het geen flessenhok, maar een magazijn, waarin de flessen via de emballageautomaat terecht kwamen.
Nu begreep ik ook waarom het altijd zo lang duurde voordat zo’n vakvulboy naar buiten kwam als je belde. Ik dacht altijd dat hij net met een van de kassameisjes bezig was als ik hem nodig had, maar wist nu, dat hij de bel waarschijnlijk heel vaak gewoon niet hoorde.
Hoe verder ik in het magazijn kwam, hoe erger de rotzooi. Een paar stellingen waren omgevallen, dozen lagen open op de grond. Een stelling had waarschijnlijk een andere stelling omgeworpen en die was op de lege flessen gevallen. Een doos met twaalf flessen Chateauneuf du Pape was zo hard gevallen dat alle flessen stuk waren. Nu kon alleen nog de grond dronken worden van die heerlijke wijn. Wat een verschrikkelijk drama. Maar nog iets verder ontdekte ik tussen de troep een nog groter drama.

De vakvuljongen; bewusteloos en met een hoofdwond.
Ik wilde net de manager van de super gaan waarschuwen, toen de jongen zacht begon te kreunen. Hij kwam bij.
“Gaat het een beetje?” Ik ging naast hem op mijn hurken zitten en ondersteunde hem met mijn arm, toen hij probeerde rechtop te gaan zitten. Hij keek me versuft aan.
“Wadizzergebeurd,” stamelde hij met dubbele tong.
“Dat kan ik beter aan jou vragen,” antwoordde ik.
Hij keek even verdwaasd om zich heen, maar dat duurde niet lang. Het viel gelukkig mee en de hoofdwond was ook niet ernstig.
“Ben je door iemand overvallen en bewusteloos geslagen?” Ik liet nog maar even in het midden wat ik had gezien, want ik kon het nog steeds niet geloven.
“Nee, het is mijn eigen schuld.” De jongen was weer geheel bij kennis. “Ik was net bezig om de doos met blikken leguaanballen in truffelsaus vanaf de stelling op mijn vorkheftruck te plaatsen, toen ik in de deuropening een enorme gestalte zag. Ik schrok er zo van, dat ik mijn evenwicht verloor en de stelling omgooide. Alles wat in de stellingen stond viel op de grond en ik kreeg iets op mijn hoofd. Daarna is er een zwart gat.”
Nu de jongen de leguaanballen noemde, dacht ik weer aan mijn boodschappen. Die stonden nog steeds buiten en vooral de hertenzwezerik moest snel in de vriezer, want die bleef niet lang goed. Hertenzwezerik, gebakken in rendierreuzel met bevergalstenencompote is echt iets voor Kerst, want dan eet je nou eenmaal iets speciaals. En dit recept is Haute Cuisine, maar de zwezerik bederft helaas wel erg snel.

“Kijk nou eens! Bedorven! Ik had toch gezegd dat het niet gewoon in de koelkast moest, maar in de vriezer! Had ik het nu maar zelf opgeborgen!” Mama was echt boos.
“Maak dan ook niet van die idiote gerechten met Kerst. Wie eet er nou ossenpenis in zoetzure, Chinese saus? Weet ik veel dat die dingen meteen ineenschrompelen als je ze niet invriest!”
Ik snapte papa wel. Ik dacht dat hij het misschien wel expres had gedaan. Ik had zelf ook helemaal geen trek in die rare dingen. Volgens mama was het een echte lekkernij, maar ik vond ze er meteen al raar uitzien. Ik had eigenlijk veel liever boerenkool met worst. Maar met de kerstdagen moesten we altijd iets aparts eten. Mama keek dan in de Margriet voor bijzondere gerechten en die maakte ze met Kerst voor ons. Ik was blij dat we over twee dagen weer normaal konden eten.

Ik moest een list verzinnen om weg te komen vanwege de boodschappen, maar wilde de jongen niet zomaar achterlaten. Gelukkig kwam net op dat moment een van de kassameisjes het magazijn binnen. Ze schrok hevig van de aanblik van de jongen. Haar mooie, grote ogen werden nog groter en haar lieve mondje viel open en bleek groter dan gedacht. Ik dacht weer terug aan die ossenpenis, maar verwierp die gedachte meteen. Die paste niet bij Kerst.
Ik was echter wel blij dat ze er was. De jongen vertelde wat er gebeurd was en ik vertelde dat ik was komen kijken wat er aan de hand was, nadat ik iets verdachts uit het magazijn had zien komen, maar dat ik nu echt snel naar huis moest om de boodschappen in de vriezer te doen.

Ik wilde net weggaan en liep al richting uitgang, toen ik een penetrante geur in mijn neus kreeg. Mijn gehoor is niet denderend, maar mijn neus werkt nog goed en die was meteen van slag door die lucht. Ik had wel eens een leerlooierij bezocht en daar rook het ook ongeveer zo. Poep, dacht ik. Ik wenkte het meisje en de jongen en ook het meisje kneep meteen haar neus dicht toen ze naast me stond. De jongen was blijkbaar wel wat gewend thuis.
De lucht kwam uit de richting van een paar stellingen die nog overeind stonden. Hij kon dus niet veroorzaakt worden door iets dat gebroken was, veronderstelde ik als een echte detective.
We liepen in de richting van de lucht en keken om de hoek van de stelling. Een enorme hoop stront lag in het middenpad en blijkbaar was de veroorzaker van die hoop er ook nog doorheen gelopen, want er liepen poepsporen vanaf de berg stront richting uitgang.
“Jezus, wat is hier gebeurd?” Het kassameisje keek verbaasd naar de stront en de sporen.
“Ik denk dat iemand heeft gepoept,” zei ik droog.
“Ja, maar zo’n berg stront! Dat poept een olifant nog niet bij elkaar,” kaatste het meisje terug.
Ik zei maar niet wat ik dacht gezien te hebben in de deuropening en ook de jongen zweeg. Maar je zag aan zijn gezicht dat hij hetzelfde dacht als ik.

Plotseling werd mijn aandacht door iets anders getrokken. Helemaal achteraan, tussen de laatste stellingen tegen de muur, lag een klein pakketje, ingepakt in een kerstpapiertje. Er zat een briefje op dat met plakband was vastgeplakt. Ik attendeerde de anderen op het pakje en liep er op af, de hoop stront angstvallig ontwijkend. Ik haalde het papiertje van het pakje en vouwde het open. Het meisje en de jongen lazen over mijn schouder mee.

Er stond: ‘Pak mij uit en volg het spoor.’
We keken elkaar vragend aan. Dit moest wel achtergelaten zijn door de veroorzaker van de berg stront. Het werd tijd dat we het meisje vertelden wat we hadden gezien en dat we weg kwamen bij die verschrikkelijke lucht. Maar wat zou er in dat pakje zitten?

De volgende aflevering lees je hier.