Kijk, zó schrijf je een column!

Deze column gaat over scheerschuim en de ware scheersensatie. Of nee, toch maar niet.
Het schrijven van een column gaat me geweldig af. Vóór je het weet heb ik al een eerste zin op papier. En een volgende. Zoals deze. Of deze. En wat dacht je van deze? Als je aan mij zou vragen of ik iedere dag een column zou kunnen schrijven, dan zou me dat geen enkele moeite kosten. Geef me een lege pagina in mijn tekstverwerker, en daar ga ik. Onderwerpen zat.

Behalve vandaag dan. Het lukt me werkelijk niet. Ik heb de tekstverwerker aangezet en een lege pagina geopend. Vaak tik ik dan het eerste in wat er in mij opkomt. Nu komt er niets in mij op.
"Oei, dit wordt een probleem," zucht ik. Ik heb wel eens vaker iets langer boven het toetsenbord gehangen zonder dat me iets te binnen schiet. Maar dat duurt niet lang. Je kunt de klok erop gelijk zetten: binnen de kortste keren floept er een zin uit mijn vingers. Of je het wilt of niet. Ik heb er geen controle over. Het gebeurt gewoon. Net zo makkelijk. Tot de dag van vandaag.
Tot de dag van vandaag vraag ik me af waar ik het allemaal vandaan haal. Ik verbijster mezelf iedere keer weer. Prachtige woorden. Juweeltjes van zinnen. Scherpe vondsten. Onverwachte wendingen. Een humoristisch slot. Ik móét wel iets van genialiteit in mij hebben.

Maar ja, daar ben ik nu niet mee geholpen. Want ik zit nog altijd te staren naar het lege witte scherm. Waarover moet ik het vandaag in hemelsnaam hebben? Ik pak een willekeurig onderwerp. Maar wélk onderwerp? In de zin 'Het onderwerp is onbekend' is 'onderwerp' het onderwerp en is 'is' de persoonsvorm. Een zin ontleden; ik kan het nog. Maar het helpt me niet aan een onderwerp voor een column.

Weet je wat ik ga doen? Ik ga het woordenboek pakken en laat het open vallen. Met mijn vinger wijs ik dan zomaar een woord aan en daar moet het dan over gaan. Klaar voor onder water? Neus dichtknijpen, daar gaat-ie! Ik duik er eens flink in.
Snel loop ik naar de boekenkast en ga ik op zoek tussen de naslagwerken. Ik pak het Witte Boekje, want ik heb helemaal geen woordenboek. Met een sierlijke boog gooi ik het boek van mij af. Het valt niet open, maar gewoon plat op de grond. En nog steeds dicht. Shit. Nóg maar een keer gooien. Deze keer pak ik het boek bij de voorkant vast en geef het een zwiep door de kamer, alsof het een frisbee is. Ik heb te hard gegooid. Als ik in de keuken over het boek heen buig, prik ik met mijn vinger zomaar op een woord. Terwijl ik mijn wijsvinger op het woord gedrukt houd, til ik met mijn andere hand het boek op en breng ik het naar mijn neus. Ik ben hard toe aan een bril. Wat een kleine lettertjes. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en tuur op de bladzijde.
Het woord dat ik in het boek bij toeval aanwijs is: ganzenleverpaté.

Deze column gaat over ganzenleverpaté. Of nee, toch maar niet. Wat een rotwoord.
Ik heb het eigenlijk veel liever over andere dingen. Dingen die mij wezenlijk bezighouden. Maar ja, wat houdt mij nou wezenlijk bezig? Nou ja, vooruit dan maar. Ik wil het vandaag eens hebben over billen.
(Billen zijn grappig. Kent iemand David Hamilton nog? Die filmmaker, die in de jaren zeventig opzien baarde met zijn films die geschoten waren met een beslagen lens? En vóór die lens stonden altijd zeventienjarige meisjes zonder kleren. Hij werd wereldberoemd met een film. Ken je die film? Hij heet 'Bilites'. Stomme titel. Maar die titel is dan ook fout. De producer kon de werkelijke titel niet uitspreken. David Hamilton was gewoon een gezonde Hollandse jongen met een fikse voorkeur voor sappige konten van zeventienjarige breekbare meisjes en noemde zijn film 'Billetjes'. Met muziek van Francis Goya.)

Ik ga het ook niet hebben over billen. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd. Dat ik een goede vervolgopleiding voor mijn zoon moet zien te vinden. Of dat ik mijn sluitspier zo moeilijk in bedwang kan houden. Of hoe ik de harde schijf van mijn computer het beste kan ordenen. Of hoe ik iets lekkers kan koken met kievitsbonen. En daarbij: hoe meer ik er over nadenk, hoe meer ik me realiseer dat een gerimpelde reet ook geinig kan zijn om een keer naar te kijken. Of ben ik nou een vieze ouwe man?
Had ik nou maar geschreven over scheerschuim en de ware scheersensatie. Daar kan ik namelijk wél iets over vertellen. Ook al heb ik een baard. Ik scheer mij niet eens.

Ondertussen is het me wel weer gelukt. Niet langer een leeg wit scherm voor mijn neus. Een heuse column is verschenen. Zie je wel? Niks geen writer's block.
Volgende keer een column die gaat over tieten. Of nee, toch maar niet. Over scheerschuim en de ware scheersensatie.

Hoe vind je deze?


Apeldoorn, februari 2007

P.S. Tijl zegt dat je niet mag schrijven over een writer's block ... maar ik heb er helemaal geen. Toch?