Dodelijk verleden 53
‘Hernou? Nooit van gehoord’, zei ik koel. ‘Maar je doet hetzelfde als Greta.’
‘En dat is?’ vroeg Hernou terwijl hij zijn ogen weer op de weg gericht had.
‘Nou, niemand kan rijden zonder zijn ogen op de weg te houden en zijn handen aan het stuur. Greta zorgde ervoor dat de motoren van de boten van aanvallers midden op zee ermee stopten zodat ze voor onze bemanning sitting ducks werden.’ Pedrosa begon te schrijven. Hernou keek via zijn binnenspiegel de agent die naast mij zat op de achterbank in zijn ogen. De grote SUV stopte resoluut. Hernou stapte uit en ging naast mij zitten terwijl de agent naast mij ging rijden. Ik vroeg mij al niet meer af wanneer Hernou dit dan gevraagd had en met welke stem. Ik had niets gehoord. Ook Pedrosa keek haar collega die nu reed aan. Hij keek haar aan en zei: ‘Ik keek Hernou aan via de binnenspiegel en wist dat ik moest gaan rijden.’ Hij liftte zijn beide schouders iets omhoog in zijn te kleine overjas. Hernou keek mij aan zoals Greta dat ook kon doen, erg indringend.
‘Wat ervoer je als het ergste op de boot bij Carlos en Greta?’ vroeg hij met de afsluitende opmerking: ‘Mijn god, je hebt haar ogen.’
‘Haar ogen? Ik heb niets van haar. Veronderstel zeg, zo’n moeder te hebben. Moordzuchtige bitch.’
‘Daar kan ik je helaas geen ongelijk in geven. Ze wordt verantwoordelijk gehouden voor minimaal tweehonderd moorden per week, over alle continenten.’
‘Alle continenten, wat een organisatie!’ zei ik met een licht verhoogde stem. ‘Maar wie en wat ben jij?’
‘Zoals in alle goede films en boeken is er een goed en een slecht om ze van enige kwaliteit te laten zijn.’
‘En jij bent het goede en zij vertegenwoordigt het slechte?’
‘Oordeel over een paar dagen. Het antwoord moet van jou zijn, niet van mij. Maar zeg mij iets over je ergste moment.’
‘Ik snap niet waarom je dat moet weten, en ik denk daar liever niet meer aan terug.’
‘Ga door, alsjeblieft. Je werd opgesloten’, zei hij. Ik keek hem geschrokken aan.
‘O, en als je het nu al weet, waarom zou ik het dan herhalen?’
‘Omdat ik die ervaring uit je hoofd kan halen.’
‘Maar natuurlijk, the great mindfucker. En als ik het er nu gewoon in wil laten zitten? Gewoon, heel efficiënt als middel om te haten. En ja, ze sloot mij op, twee weken. Het kostte mij bijna het leven, en waarom?’
‘Om je klein te maken’, zei Hernou koel.
‘Klein? Krankzinnig! Veronderstel dat ik haar kind zou zijn, wat ik absoluut niet ben, dan straf je het toch zeker zo niet?’ zei ik.
‘Haar gevoelsleven, maar ook haar hele denkwereld, is anders dan bij gewone mensen’, zei Hernou.
‘Dat is inderdaad zo bij krankzinnigen’, zei ik rustig.
We kwamen aan op het vliegveld. Het was groot. De auto’s reden direct naar een klein tweemotorig vliegtuig en ik bedacht mij ineens het vliegmoment in Turkije. Ik voelde een spanning in mijn lijf opkomen. Hernou zag het.
‘Dit vliegtuig is veilig’, zei hij.
‘Hoe weet je dat? Dat dacht ik van het vliegtuigje in Turkije ook.’
‘Dit vliegtuig heb ik geregeld, daarom weet ik het’, zei Hernou rustig. Mijn paniekerig gevoel ebde weg. Ik vond het vreemd dat zijn woorden mij zo geruststelden. het waren niet alleen zijn woorden, het was ook zijn stem. Ik voelde mij warm worden. Ergens ver in mijn geheugen, diep verscholen, kende ik deze stem, maar wist absoluut niet ik welke context, of wat voor situatie.
De vlucht naar Barcelona verliep perfect, ik merkte dat ik dicht bij Hernou wilde zitten. Ik voelde geen liefde, maar genegenheid. We bleven op het vliegveld. De oude hangar op een verre uithoek van het vliegveld leek zorgvuldig uitgezocht door Hernou. Hij vertelde mij tijdens de korte rit van het vliegtuig naar de hangar dat er overal sluipschutters lagen die de kleine hangar de klok rond bewaakten. ‘De vijand van ver zien aankomen, dat was het grote voordeel van deze plek’, zei hij. Ik vertrouwde hem en om een of ander diep en goed gevoel wist ik dat ik bij hem veilig zou zijn, voor wie dan ook. Ik herkende Van Schie direct. Hij liep direct naar mij toe en omhelsde mij.
‘Goed dat je terug bent, heel goed. Nu gaan we ervoor zorgen dat je het verder overleeft’, zei hij met zijn gezicht in mijn nek. Ik keek hem aan en wist dat deze man al zo vaak zijn leven voor mij gewaagd had.
Interpol en Van Schie ondervroegen mij. Niet aan ijzeren tafels of op ongemakkelijk zittende stoelen, maar in twee makkelijk zittende bankstellen. Hernou keek naar buiten en zei urenlang niets. Ik hield hem wel steeds in de gaten. Ik schatte hem van mijn leeftijd en fantaseerde hem kort als mijn vader. Ik vond het wel raar dat ik mij mijn eigen vader noch mijn moeder kon herinneren en besefte dat plotseling.
‘Ik herinner mij mijn ouders niet meer’, zei ik. Van Schie en de anderen keken elkaar vol ongeloof aan. Ze vroegen waar ik Karl van kende en wanneer ik hem leerde kennen. Hernou draaide zich snel van het enige raam in de ruimte weg en liep op ons af. Hij ging naast mij zitten en pakte mijn over elkaar geslagen handen op mijn schoot.
‘Dat weet ik, Martha, dat weet ik. Concentreer je nog even op hun vragen. Alles zal je na verloop van tijd duidelijk worden. Jij zal niet met de voor jou belangrijkste vragen nog open sterven.’
‘Ik sterf helemaal niet Hernou, ik sterf niet, niet voordat ik mijn kinderen heb gezien, gezoend, geknuffeld. Ik sterf niet! Niet door hun, niet door hun haat!’ Ik verloor mijzelf en barstte uit in verdriet. Ik kon niet meer stoppen, alsof alle ellende eruit leek te komen. Nu al uren. Van Schie en de dames en mannen van Interpol waren door Hernou weggestuurd. Ik was alleen met Hernou. Mijn snikken hield maar aan. Ik wilde wel stoppen, maar het lukte niet. Mijn lichaam schokte bij iedere snik. Ik zag het lichaam van Hernou meebewegen omdat ik mijn hoofd op zijn borst had gelegd.
‘Het is allemaal zo fucking mysterieus, Hernou. En waar is Karl?’
‘Wil je Karl hier hebben?’
‘Ja, hij betekent meer dan wie dan ook in mijn leven nu.’ Hernou pakte zijn GSM en vroeg Van Schie om Karl op te zoeken. ‘Ik snap niet waarom hij er niet is. Dat heb ik al eerder meegemaakt dat hij er op cruciale momenten simpelweg niet is!’
‘Dat komt omdat ze jouw en mijn antwoorden zuiver wilden hebben, schat.’ Ik vloog uit de bank naar Karl toe, omhelsde hem en wilde hem nooit meer loslaten. Van Schie werd weer naar buiten verwezen door Hernou. Ik ging weer zitten en trok Karl mee de bank op. Hernou ging tegenover ons zitten. Ik voelde een spanning die ik niet eerder gevoeld had. Een trilling gleed door mijn lijf alsof er een uitbraak van koorts was.
‘Je gaat zitten alsof je iets belangrijks gaat vertellen Hernou’, zei ik. Hij keek mij strak in mijn ogen aan.
‘Dat klopt. Ik ben blij dat een van de belangrijkste personen in je leven nu naast je zit. Je hebt recht nu te weten hoe het allemaal in elkaar zit. Het begon met Mohamed Halabi, jouw nachtmerrie.’
‘Het begon toen ik dacht iemand in mijn leven nodig te hebben waarvan ik kon houden. En uiteindelijk, en dat is best ongelofelijk, heb ik die liefde gevonden.’ Ik pakte de handen van Karl. Hernou glimlachte en ging verder.
‘Mohamed was een foute klootzak die diep in de vrouwenhandel zat. Een soldaat van Jochem van Gelderen. De bunker, waar je vastgehouden werd, zou jouw laatste gevangenis moeten zijn. Linda Sarsfield, een journaliste die stage liep bij la Repubblica, heeft over jou geschreven in de context van een van de vrouwen die in de bunker vastgezeten hebben. Zij vond jouw verhaal, in vergelijking met al de vrouwen daar, noemenswaardig omdat ze erachter gekomen was dat je een vrouw bent die medicijnen had gestudeerd en een eigen apotheek had in Nederland.’
Ik luisterde ademloos naar hem, net als Karl. Ik had werkelijk het gevoel naar een waarheid te luisteren. Hij ging verder.
‘Greta is la Repubblica altijd blijven lezen. Met de wisseling van de beveiligers of vrouwen op haar schip kreeg ze de kranten. Zo is ze jou op het spoor gekomen. En wat maakt jou nu zo belangrijk? Je bent inderdaad haar dochter. Ze is je moeder, Martha.’ Ik verkrampte, mijn spieren deden pijn.
‘Onzin! Hoe weet je dat! Hernou!?
‘Omdat ik je vader ben. En Greta en ik wisten alle twee, tegelijk, van je bestaan af.’