Sien en Joke

BasylFawlty's horecaverhalen. Om de week op woensdagavond:

'Dag meisjes, gaat alles goed vandaag?’ roep ik enthousiast zodra ik ze ontwaar.
‘Hallo lieverd! Jaaaaaa hooooor, prima!’ luidt het immer nog enthousiastere antwoord.

Sien en Joke komen de kroeg binnen en nemen plaats aan een tafeltje. Ik kom aan bij hun tafeltje, groet nogmaals en dan begint Sien. Ze pakt mijn arm stevig vast en zegt: ‘Zeg, luister eens lieverd, doet mijn zo´n lekkere cappussieno van je, Joke wil ook, toch Joke? En dan twee kaastosti’s. Lekker, met ketchup er bij.’
‘Ik denk dat dat wel goed gaat komen, dames!’
‘Heel goed, lieverd.’

Sien en Joke. Een stel apart. Twee hartsvriendinnen die altijd samen uitgebreid komen lunchen. Allebei zijn ze dik in de tachtig. Joke zegt weinig tot niets en is soms een beetje nukkig, Sien is altijd vrolijk en ze kletst de oren van je kop. Ze kan minstens zes kwartier in een uur praten. Sien voert dus altijd het woord, regelt de bestellingen, de betaling en is het grote feestnummer van de twee. Maar zonder Joke geen Sien, dus Joke hoort er absoluut bij.

En die ouwe wijven kunnen vreten! Als jonge kerels dus, hè! Ze zitten er dan rustig een paar uur. Sien ouwehoert, Joke luistert. Als ze klaar zijn met hun cappuccino en de tosti’s en ik haal de tafel af dan is het tijd voor de volgende bestelling.

‘Zeg lieverd, het was heerlijk. Zeg, moet je horen, doe mij een takkiesthee (daar bedoelt ze verse muntthee mee) en voor Jo een gewone thee, gewone toch, hè Jo?’
‘Ja.’ Joke mag ook wat zeggen.
‘Zeg Jo, als je zo chagrijnig blijft dan gaan we gewoon naar huis, hè?’

Maar ze gaan natuurlijk helemaal niet naar huis, want ze moeten nog een gebakken ei eten. Die moet Aart altijd maken, want Aart kan eitjes bakken ‘zoals vroeger’. Met zo’n donker randje eraan.

Na het eitje is het tijd voor Sien’s sigaretje en ik sta ook een sigaretje te roken. Buiten, want in Nederland mogen twee volwassen mensen geen sigaretje samen roken in de kroeg. ‘Ze hebben het lekker voor mekaar hè jongen, dat je niet meer mag roken, het is schandalig…’
‘Ja, lang leve onze regering, Sien.’
En Sien begint me vervolgens aan een monoloog…. Als Sien President zou worden dan zou het wekelijks vragenuurtje in elk geval wel weer leuk worden in plaats van het zeer probate slaapmiddel dat het nu is. Er zullen alleen niet zoveel vragen aan bod komen, want Sien geeft overal een antwoord van een uur op.
Vaak vind ik mensen die zoveel praten vervelende, nietszeggende zeikerds met een aandachtsprobleem, maar bij Sien heb ik dat niet. Sien is een topper. Ze werden afgelopen zomer geïnterviewd in het café over hoe de buurt vroeger was, met een cameraploeg erbij. Ik zeg dan wel ‘ze’, maar Sien was natuurlijk alleen aan het woord. Joke zat ernaast. Toen ze de volgende dag het terras opliepen hadden ze zonnebrillen op. ‘Zo filmsterren! Meteen maar zonnebrillen op?’
‘Ja, straks herkennen de mensen me nog, hè, hahaha!’

En Sien mag dan oud zijn, ze heeft haar ogen bepaald niet in haar zak zitten. Toen mijn vader een paar maanden geleden op het terras zat zei Sien na afloop: ‘Was dat jouw vader? Jezus, wat een spetter!’ Laat Sien maar schuiven.

Ik word weer geroepen: ‘Hey lieve krullenbol, kom eens.’
‘Hoor eens, Joke en ik hebben een beetje strijd. Zat er nou wel kaas op die uitsmijter? Ja toch?’
‘Jazeker zat er kaas op, ik heb het gezien.’
Joke niet. Maar ze heeft het toch opgegeten…
‘Zie je nou wel, Jo! Ik zei toch dat er gewoon kaas op zat! Dank je wel, lieverd!’

Na de broodjes en nog een kopje thee is het tijd om verder te gaan. Sien komt afrekenen zoals gewoonlijk. Mijn collega vertelt haar het bedrag en Sien zegt ‘Doe er nog maar gewoon vier euro bij, eerlijk delen hè?’

Mijn collega waagde het toen om te zeggen: ‘Maar je weet toch wel dat hij veel minder hard werkt dan ik?’ En dan heb je Sien dus want die gaat daar dan dwars tegen in: ‘Neeeeeeeeeee, helemaal niet jongen, hij zorgt altijd goed voor ons en hij is lief! Niet zo’n grote mond, jij!’ En met die woorden mag mijn collega het doen.

We zwaaien de dames gedag. ‘Tot morgen weer, jongedames!’
‘Tot morrege jongens!!!’